Het gedicht 'Asperges me' van Hugo Claus (1929–2008) werd voor het eerst gepubliceerd in zijn bundel 'De Sporen' (1993). Het fragment werd opgenomen voorafgaand aan de uitreiking van de Vlaamse literatuurprijs De Gouden Uil in 2008.

De titel van het gedicht is de technische benaming van een liturgisch gebruik in de katholieke kerk. Alvorens de hoogmis op te dragen, begeeft de priester zich gewapend met een bevochtigde wijwaterkwast tussen de gelovigen en besprenkelt hen en zichzelf ermee, terwijl allen om beurten in het latijn zingen ‘Asperges me’.
Dat betekent: Besproei mij…
Het gebruik was bedoeld om de duivel uit te drijven en de aanwezige gelovigen van zonden vrij te maken als door de hernieuwing van het doopsel.
Asperges me – Besproei mij.
Voor opgeschoten jongens had die braaf gezongen tekst op het moment dat de meisjes aan de andere kant van het middenpad uit de langszwaaiende kwast de volle laag kregen vooral een erotische gevoelswaarde.
Claus vindt de erotische connotatie deze keer dichter bij huis, bij het nuttigen van asperges.
Maar zijn verlustiging is daarbij zo beeldend en meeslepend vertolkt, dat hij het gedicht toch met zelfreiniging moet besluiten.
Asperges me –
…………………………….
Een winteravond lang
geurt haar stil water
naar mijn diepe grond.

Het gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Claus’ bundel De Sporen (1993).
Voorafgaand aan de uitreiking van de Vlaamse literatuurprijs De Gouden Uil in maart 2008 – de Belgische auteur Marc Reugebrink zou de prijs voor zijn roman Het grote uitstel in ontvangst nemen - las Hugo Claus 'Asperges me' voor tijdens de televisiereportage, die de VRT van het evenement maakte. Het was enkele weken voor zijn dood.