Er zijn mensen die niet van poëzie houden. Er zijn zelfs schrijvers die niet van poëzie houden. Zo schreef Theo Kars ooit: ‘Ik ben niet poëziekelijk’. En Hans Vervoort meende recent nog op Facebook dat hij, een enkele uitzondering daargelaten, ‘poëzie-doof en -blind’ is. Remco Campert wees er onlangs in een gesprek over Yahya Hassan in Nooit Meer Slapen fijntjes op dat er in Nederland meer mensen gedichten schrijven dan dat er poëzielezers zijn.
In Denemarken is dat niet veel anders. Maar nu is er het fenomenale succes van Yahya Hassan die mensen aan het lezen krijgt die niet eerder poëzie tot zich namen. Dat kan immers niet anders: hij verkocht, alleen al in het kleine Denemarken, meer dan 100.000 exemplaren van zijn debuutbundel. Alleen al daarom zijn er nu ook alweer mensen die hun neus ophalen voor het werk dat te weinig te raden zou overlaten.
Maar oordeel vooral zelf. De Deense dichter, zoon van gevluchte Palestijnse ouders, die vorig jaar op zijn achttiende debuteerde met een titelloze bundel waarin hij onverbloemd zijn eigen leven lijkt te portretteren, heeft iets onvoorstelbaars volbracht. ‘De bundel komt aan als een mokerslag’, schreef Trouw terecht. En toch weet het werk ook te ontroeren, bevat het humor en staat er geen onbegrijpelijke regel in. Ook Kars en Vervoort zouden dit moeten lezen.
Zomertips
Anton de Goede tipt 'het fenomenale succes van Yahya Hassan die mensen aan het lezen krijgt die niet eerder poëzie tot zich namen'.