Mijn moeder zat aan de eettafel haar krantjes te lezen.
Het was vrijdag en ik kwam bij Huizinga vandaan. Op vrijdagmiddag kwam Witte Mo altijd naar Café Huizinga en hij zette zijn busje dan achterom, en iedereen die benieuwd was wat Mo in z’n busje had, stond op en liep met ‘m mee. De laatste tijd had ie alleen maar troep, niemand kocht meer wat van ‘m, en hij begon dingen weg te geven. Hij had mij een doosje in m’n handen geduwd en om hem te pesten, keek ik er niet eens in; ik had het op de achterbank van m’n auto gegooid en daarna was ik nog wat gaan drinken.
Toen ik thuiskwam, zette ik het doosje op de plek op de krant waar mijn moeders ogen op waren gericht. Ze reageerde niet, er veranderde alleen iets in haar houding.
‘Een verrassing,’ zei ik.
Haar schouders stonden strak.
‘Pak het uit dan,’ zei ik.
‘Ik wil het niet uitpakken.’
‘Waarom wil je het nou niet uitpakken? Misschien zit er wel iets heel moois in.’
‘Wat zit er in dan?’
‘Weet ik niet,’ zei ik.
‘Wat zit er in?’
‘Ik weet het niet.’
‘Ik wil het niet. Haal het weg,’ zei ze, ‘haal het weg alsjeblieft.’
Ik pakte het doosje en gooide het op de bank. Ik liep naar de keuken en pakte twee tupperwarebakjes uit de vriezer.
Ik zette haar bord op haar krant en ze keek er even naar voor ze haar vork pakte. Ik ging op de bank zitten, en ik zette de tv aan op kanaal 4. RTL Boulevard. Er lagen kerstballen en groene takken op de tafel waar Albert Verlinde achter zat.
Toen ik m’n bord half leeg had, keek ik naar het doosje. Het lag rechts naast me. Ik zette m’n bord op de salontafel, en met de steel van de vork ritste ik het bruine plakband stuk.
Er zaten een paar duizend nepstrippenkaarten in het doosje. De strippenkaarten waren afgeschaft. Geen wonder dat Mo ze voor niks meegaf.
Ik at m’n bord leeg en zette het doosje weer voor mijn moeder neer. ‘Kan jij dit even voor me uitzoeken?’ vroeg ik.
Ze keek in het doosje. ‘Alles?’ vroeg ze.
‘Alles,’ zei ik.
Ze begon een beetje naar voor en naar achteren te wiegen.
Ik waste af, zette de afwas in het droogrek en vroeg m’n moeder of ze naar de wc moest. Er lagen een stuk of twintig stapeltjes nepstrippenkaarten op haar krant. ‘Nee,’ zei ze, ‘nee, ik kan nu niet. Het lukt niet,’ zei ze.
‘Wat lukt niet?’
‘Ik krijg ze niet gesorteerd.’
‘Waar sorteer je ze op dan?’
‘Er is niks om ze op te sorteren.’
Ik zei dat het dan misschien wel één stapel was.
Ze schudde haar hoofd. ‘Dat kan niet.’
Ik zei dat ze er morgen misschien nog even naar moest kijken dan. Ik tilde haar op en bracht haar naar de wc. Ik zei dat ik vandaag graag wilde dat ze zelf haar broek naar beneden deed en zichzelf schoon zou vegen. Ze zei dat ze het zou proberen.
Toen ze in bed lag, zette ik kruisjes, rondjes en driehoekjes op de hoeken van de strippenkaarten. Ik schoof ze door elkaar op het tafelblad, zoals een kind een spel kaarten schudt, en gooide ze terug in de doos. Daarna keek ik televisie. Er was reclame voor sekslijnen. Meisjes die hun borsten lieten zien.