De jonge kunstenares Jannie Regnerus bracht in het kader van haar studie een jaar in Kyoto door, en maakte van die gelegenheid gebruik om uitgebreid door Japan te reizen. Ze schreef een onbevangen verslag, waarin individuele ervaringen en meer algemene observaties over Japan op een prettige manier hand in hand gaan.

Het Juryrapport


“Het gemiddelde niveau van de door de jury gelezen reisboeken was teleurstellend. Veel schrijvers van reisverslagen schijnen te denken dat wat zij onderweg als interessant, aangrijpend of ellendig hebben beleefd vanzelf ook als interessant, aangrijpend, of ellendig zal worden ervaren door de lezer. Simpele registratie kan dan volstaan. Dit is ongelukkigerwijze niet het geval. Veel van deze schrijvers zijn moedige, ja bewonderenswaardige reizigers, maar waardeloze schrijvers. Als de reiziger niet kan schrijven wordt de zesde blaar irritant of zelfs lachwekkend. De meeste schrijvende reizigers lijken ook nooit gehoord te hebben van het sleetse adagium dat zich in de beperking de meester toont. Net als in veel studentenscripties wordt alles vermeld, ook datgene wat volkomen overbodig is. Hoewel reizen voor geestelijk gezonde mensen alleen te verdragen valt met een zeker gevoel voor humor, ontbreekt dat nogal eens in de reisverslagen. Vele reizigers zijn ook op zoek naar essenties, of hun diepere ik; onachterhaalbare zaken die voor de lezer slaapverwekkend zijn. De jury heeft zich in de marge van haar beraad het hoofd gebroken over de vraag wat eigenlijk een reisboek is. Zijn bijvoorbeeld de boeken die de correspondenten van Nederlandse kranten over hun vaak jarenlang verblijf in het buitenland schrijven wel reisboeken? Zou daar niet een aparte prijs voor in het leven geroepen moeten worden: de ‘Mijn Zonderlinge Tweede Vaderland-prijs’? De jury heeft daar dit jaar niet moeilijk over gedaan, vandaar dat zo’n correspondentenboek op de shortlist terecht is gekomen, maar dringt toch aan op een helderder omschrijving van het reisboek dan nu voorhanden is. Het jury-overleg leidde onverwacht snel tot consensus. In mijn herinnering had de tot drie leden gereduceerde jury minder dan vijf minuten nodig voor de keuze van de vier boeken voor de shortlist en minder dan een minuut voor de keuze van de prijswinnaar.
 

Zoals gezegd koos de jury uit deze vier voortreffelijke boeken binnen een minuut, klaarblijkelijk volkomen intuïtief, de winnaar: Het geluid van vallende sneeuw.
Op de Rietveld Academie in Amsterdam zegt haar Japanse vriendin Etsuko tegen Jannie Regnerus dat zij in een vorig leven Japanse moet zijn geweest, omdat zij in haar werk oog heeft voor ‘de kleine dingen die de ziel beroeren’. In Japan gearriveerd is het ook Etsuko die haar duidelijk maakt dat Japanners in een bezielde wereld leven. Elk voorwerp, hoe oud en armzalig ook, heeft een ziel en overal huizen geesten en andere bovennatuurlijke krachten. Het shintoïsme, dat vergroeid is met het boeddhisme, bewaart de orde in deze bezielde wereld met een praktisch eindeloze reeks van rituelen in alomtegenwoordige heiligdommen. Het is op het eerste gezicht wellicht vreemd om afgedankte camera’s ritueel te verbranden, maar nadat duidelijk is geworden waarom dat gebeurt, lijkt het een aantrekkelijke oplossing voor een probleem waarmee elk mens met enig gevoel wel eens heeft geworsteld. De ziel van voorwerpen die na langdurig gebruik achteloos worden weggeworpen, blijft rondspoken. Rituele verbranding geeft die ziel de gelegenheid om vreedzaam afscheid te nemen. Wie heeft niet wel eens licht geaarzeld als hij een trouw voorwerp wilde weggooien dat defect was geraakt. Trouw inderdaad; alleen een bezield voorwerp kan trouw zijn. De Japanners zijn neurotisch ordelijk en netjes, lijden aan een collectief slaaptekort en kunnen onwaarschijnlijk afzien. Die laatste twee eigenaardigheden leiden regelmatig tot vermakelijke situaties. Bij de minste gelegenheid vallen de Japanners in slaap. Als de buitenlandse kunstenaars in het Kunstklooster in Kitakyushu hun werk tonen, vallen hun Japanse collega’s onmiddellijk in slaap. Als Regnerus een ritje maakt met een Japanse familie vallen alle familieleden weer onmiddellijk in slaap. Haar vriendin Etsuko en kunstzuster Miyuki blijken te beschikken over een onwaarschijnlijk uithoudingsvermogen als het gaat om lichamelijke inspanningen. Miyuki stelt haar voor een dagje naar het strand te gaan. Tot haar ontzetting leidt dat tot een levensgevaarlijke fietstocht van drie uur, waarbij Miyuki zonder op of om te kijken een moordend tempo aanhoudt. De zee klotst tenslotte loom en smerig tussen basaltblokken. Dan moeten ze weer terug. Die zonderlinge, uitputtende tocht wordt koel registrerend beschreven, wat een onweerstaanbaar geestige passage oplevert. Veel Japanners maken een enigszins vervreemde, eenzame indruk. Wie het werk van Haruki Murakami kent, zal daar bij het lezen van Het geluid van vallende sneeuw regelmatig aan moeten denken. Aan het eind van het boek koopt Regnerus van haar laatste geld twee prenten van Hiroshige, de meester van regen, mist en sneeuw. Dat was eigenlijk al voldoende om haar de prijs toe te kennen.”