'Ik loop voorbij de ongeïnspireerd gebouwde woonwijken waar ooit de Gentse Beestenmarkt gevestigd was'. 'De Herinnering aan die plek draag ik in mij als een heftige geursensatie.'...' 'Wanneer hij later met mij naar reproductries keek en bij de beroemde geslachtte os van Rembrandt kwam, zei hij: 'dat is zo goed geschildert dat ge de stank van den beestenmarkt gewaar wordt'.'
Bloed stroomt door 'Oorlog en terpentijn'; het stroomt uit soldaten, uit koeien, door de IJser en uit een gebroken hart. De formaliteiten van de grote oorlog werken haast potsierlijk. De naïviteit van Europa aan het begin van de 20e eeuw manifesteert zich in mooie kleinoden en papieren waarvan de poëtische benamingen de gruwelijkheden die ze representeren bijna verbloemen. Bijna. Een kleine ontstaansgeschiedenis in tien delen.
1: De Beestenmarkt
2: Chemin de fer
Het (tijd)bepalende zakhorloge uit Oorlog en terpentijn is er een van het merk Roskopf. Om zakhorloges te verkopen huurde Georges Frederic Roskopf in 1867 de diensten in van Charles Léon Schmid. Deze had het briljante idee om zakhorloges aan te bieden aan spoorwegmaatschappijen. Er werden aparte kasten ontworpen met een afbeelding van een trein: de 'Chemin de Fer' zakhorloges.
Zo'n horloge bracht kleine Urbain rond 1900 naar de berg van barmhartigheit, de 'mons pietatis', het gemeentelijke pandjeshuis, in de Abrahamstraat in Gent. Zijn ouders konden het na jaren sparen, omstreeks 1905 terugkopen, rentevrij.
Het horloge is niet meer in bezit van Hertmans.
3: Overstroming
‘…de sluizen in Nieuwpoort waren opengezet en tot in Stuivekenskerke, Pervijze, Tervaete en Schoorbakke liep het land geleidelijk onder water. Het drong langzaam tot ons door dat hiermee de opmars van de vijand misschien gestopt zou worden.’
4: Schiplaken
‘Opnieuw is het stil; je hoort de wind in de kale bomen. Het is bijtend koud. Bij de ingang van het kerkhof hangt de vlag slap als een dode vogel. Ik maak foto’s van het monument – een lange muur waarop in ijzeren zwarte letters te lezen staat: AAN DE HELDEN DER GEVECHTEN VAN SCHIPLAEKEN.’
De begraafplaats van Schiplaken, een plek waar Urbain in één van de zwaarste slagen van de eerste maanden van de oorlog terechtkwam.
5: Decoratie
'Voorhanden is alleen het grote, ingelijste portret in zwart-wit waarop hij in uniform te zien is, wellicht een uitvergroting van een net na de oorlog gemaakte foto, die bewerkt is met houtskool en waarvan ik altijd had gedacht dat het een tekening betrof, zo vaag en omfloerst zijn sommige lijnen. Onder aan de ingelijste foto heeft hij zelf geschreven: ‘Zoo kwam Urbain terug uit den oorlog 1914-1918’.'
Soldaat Martien is veelvuldig gedecoreerd, niet zomaar, hij is 5 keer aan de dood ontsnapt. Urbain ontving onder andere tweemaal het ijzerkruis, de onderscheiding met de palm en de Leopoldsorde.
6: Documenten
Alle soldaten hadden een vuurkaart en een Carnet de pecule. 'De "Vuurkaart" wordt in principe verleend aan de militairen van het Belgisch leger die tijdens den oorlog, tussen 4 Augustus 1914 en 11 November 1918, op al dan niet onafgebroken wijze, wezenlijk ten minste twaalf maanden effectieven dienst bij de in aangeduide eenheden hebben volbracht.' Het Carnet de pecule is eigenlijk een soort spaarboekje. Soldaten kregen na de oorlog kleine toelages uitgekeerd, die werden bijgehouden in een ouderwets spaarboekje, een soort, miniem, pensioen.
7: IJser
'Waar nu geen plant of ook maar een blaadje wordt gekrenkt, groeien de wortels diep in aarde die vruchtbaar en vet is van de vreemde meststof genaamd mens.'
De bocht van Tervate waar soldaat Martien vier jaar aan de IJser gestationeerd was.
8: Cahier
'Meer dan dertig jaar heb ik de schriften, waarin hij zorgvuldig, in zijn weergaloze vooroorlogse handschrift, zijn herinneringen had neergeschreven, bewaard en gesloten gehouden. Hij heeft ze me gegeven enkele maanden voor zijn dood in 1981. Hij was toen negentig jaar. Hij was geboren in 1891, zijn leven leek niet meer geweest te zijn dan het over elkaar heen springen van twee cijfers in een jaartal. Tussen die twee jaartallen lagen twee oorlogen, rampzalige massaslachtingen,..'
9: Bruges la morte
‘In zijn kleine bibliotheek vond ik jaren na zijn dood een beduimeld exemplaar van de beroemde novelle van Georges Rodenbach, 'Bruges la morte'. Dit verhaal, waarin het hoofdpersonage Hugues Viane een lichtzinnige dubbelgangster van zijn dode geliefde ontmoet en moet vaststellen dat zij slechts een karikatuur van zijn oorspronkelijke passie kan belichamen, was hier en daar voorzien van vage potloodstrepen'...'Achterin – het verbaasde me omdat ik het verband toen nog niet zag – stak de uitgescheurde reproductie van 'Rokeby Venus' van Velázquez, waarmee ik hem ooit wenend had aangetroffen.’
Velázquez’ Rokeby Venus is door Urbain Martien nageschilderd, hij verborg daarin het gelaat van zijn eigen gestorven geliefde, zus van zijn daadwerkelijke vrouw.
10: 1891 - 1981
Deze foto (detail) is gemaakt, ontwikkeld en afgedrukt door Stefan, eind jaren 70. Urbain Martien is hier 88 jaar oud.
Op 13 mei 2014 wordt in Amsterdam de Libris Literatuur Prijs uitgereikt. Hier staan archieven die zijn samengesteld in samenwerking met de auteurs over het boek waarmee zij genomineerd zijn. Een audiovisueel verslag over de onstaansgeschiedenis van het boek. Welke zaken speelden een rol bij de totstandkoming ervan en op welke manier?
In de roman Oorlog en terpentijn schetst de Vlaamse schrijver Stefan Hertmans een portret van zijn grootvader, die de verschrikkingen in de loopgraven aan den lijve ondervond. In 1981 overleed zijn grootvader Urbain Martien (1891-1981). Een paar maanden voor zijn dood gaf hij zijn kleinzoon twee cahiers. Aan zijn sterfbed beloofde Hertmans er een boek van te maken, maar dertig jaar lang durfde hij de schriften niet in te zien. In 2013 verscheen uiteindelijk Oorlog en terpentijn, een roman die bestaat uit drie delen: in het eerste deel haalt Hermans zijn herinneringen op aan zijn grootvader en beschrijft hij zijn worsteling met de cahiers. In het tweede deel komt de grootvader aan het woord over zijn gruwelijke ervaringen als frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog. 'Mijn verschrikking', zoals hij de oorlog noemde. In het derde deel keert de roman terug bij de kleinzoon, die naar Gent afreist, de stad waar zijn grootvader woonde, om het verhaal van zijn jonggestorven grote liefde te achterhalen.