De dag erna koopt hij van al zijn geld een flesje parfum met PARIS erop. Hij trilt steeds meer terwijl de straten bekender worden. Hoe kleiner de zijstraatjes, hoe langzamer hij gaat lopen.
'Ik ga zo snel mogelijk weer weg,' verbreekt hij de stilte nadat hij zijn moeder, tante en oom in de kamer thuis aantrof.
'Mijn jongen,' mompelt zijn moeder en loopt op hem af. Ze raakt even zijn gezicht aan.
'Wat heb je gedaan?' vraagt zijn oom. Amadou draait zich naar hem om en kijkt naar de grond.
'Ik ben in Europa geweest,' mompelt hij.
'En toen?' fluistert zijn oom.
'Ik ben teruggekomen.'
'En nu?' vraagt zijn oom. 'En wij?'
'Ik heb parfum, voor de vrouwen,' mompelt Amadou, bijna zonder geluid te maken. Zijn oom zegt niets.
'En wat rijst,' vervolgt Amadou snel. Hij houdt het zakje omhoog dat hij achterhield voor als ze eten wilden zien. Hij krijgt het warmer. Hij voelt dat hij niet lang meer kan blijven staan. Thuis zijn is iets anders dan thuiskomen.
'En nu?' herhaalt zijn oom.
'Ik ga werken,' mompelt Amadou, en dan zachter: 'fruit,' maar zijn keel is dichtgeknepen.
Zijn oom loopt de kamer uit. Bij de deur draait hij zich even om: 'Chacun sa chance,' fluistert hij.
De volgende dag komt een groep uitgezette migranten aan in Bamako. Ze worden onthaald met vlaggetjes. 'Slachtoffers van arrogant Europa!' roepen een paar mensen. De dag erop worden vijf Malinezen bevrijd uit een vluchtelingenkamp in Libië. Ze worden opgenomen in Malinese families en de buurt zamelt eten voor ze in. Amadou hoort hier niks van. Hij kan geen kranten lezen. Onder de oudste brug van Bamako spreekt hij vreemden aan in gebroken Frans en Bambara. Of zij hem kunnen helpen met het oversteken of afvaren van de Niger. Hij wil ervoor werken. Noem maar hoeveel. Hij doet alles.