De C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut is voor debuterende Vlaamse en Nederlandse dichters de belangrijkste prijs. Er zijn er meer, maar niet een heeft de naam en de status van de Buddingh’. De uitreiking vindt al sinds jaar en dag plaats tijdens Poetry International en bij geen programmaonderdeel wordt er zo meegeleefd. Meer dan eens heeft het publiek tijdens de bekendmaking luidkeels laten merken dat de jury volgens hen de verkeerde bundel had bekroond.
Sinds 1988 wordt de prijs jaarlijks uitgereikt, waarbij het twee keer is gebeurd dat de jury geen winnaar aanwees vanwege een gebrek aan geschikte inzendingen. Illustere winnaars zijn er genoeg, illustere verliezers ook. Tonnus Oosterhoff, Anna Enquist, Ilja Leonard Pfeijffer en Mark Boog kregen hem wel. K. Michel, Mustafa Stitou, Ramsey Nasr en Alfred Schaffer niet. Van sommige winnaars werd zelden of nooit meer iets vernomen, van bepaalde verliezers des te meer.
Het belang van de prijs lijkt de laatste jaren alleen maar toegenomen. In kranten en tijdschriften is de ruimte om poëzie te bespreken drastisch geslonken en zeker debuten worden nauwelijks gerecenseerd. Ook op internet blijven veel eerste bundels onbesproken. Voor de vier dichters die jaarlijks voor de Buddingh’ worden genomineerd, betekent deze nominatie automatisch meer aandacht. Waar de media de bundels bij verschijning niet opmerkten, worden voorafgaand aan de uitreiking vaak de voorspellingen van de recensenten gepubliceerd. Dat de jury niet zelden een andere bundel bekroont dan degene die de critici naar voren schoven, maakt de bekendmaking nog geanimeerder. Als winnaar van de Buddingh’ in 2009 heb ik aan den lijve ondervonden hoeveel de prijs voor een debuterend dichter kan betekenen. Op het moment dat ik te horen kreeg dat mijn bundel Uitzien met D genomineerd was, waren er nauwelijks recensies verschenen. Sinds het uitkomen van het boek, ruim een half jaar eerder, had ik er welgeteld drie keer uit voorgelezen. Bij één gelegenheid in een Utrechtse Bibliotheek waren twee toevallig aanwezige bezoekers bereid om aan te schuiven. Eén vrouw was speciaal gekomen voor… Mischa de Vreede.
Na de nominatie, en nog meer na de toekenning, kwamen er besprekingen en uitnodigingen voor voordrachtavonden en festivals. Op het illustere Tuinfeest in Deventer werd ik door de organisatrice een café binnengeleid. Daar zat Gerrit Komrij, die ik nooit eerder had ontmoet, maar die mij meteen aan de aanwezigen voorstelde: ‘Dat is de winnaar van de Buddingh!’
Het verschil tussen voor en na de Buddingh’ was zo immens dat ik een enkele keer ’s nachts wakker schrik: wat als de bundel niet was genomineerd?
Inmiddels is bekend welke debuutbundels kans maken op de 26ste C. Buddingh’-prijs. Dat de jury Finse Meisjes van Kira Wuck en Uitzicht is een afstand die zich omkeert van Bernke Klein Zandvoort koos, viel te verwachten. Die bundels werden door de pers al wel opgemerkt. Wuck viel zelfs al in de prijzen. Voor Laten we mijn lichaam delen van Iris Brunia en vooral voor Bijgeluiden van Henk Ester is dat anders. Zij kunnen beginnen te dromen dat hun bundel een leven buiten de schaduw krijgt.
Uitreiking C. Buddingh’-prijs
Donderdag 13 juni, 21.30-22.30 uur
De C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut wordt jaarlijks uitgereikt tijdens Poetry International.
In De Avonden sprak Wim Noodhoek met Kira Wuck over de dichtbundel Finse meisjes. Een ontmoeting op het Amsterdamse Centraal Station.
En Anton de Goede sprak met Bernke Klein Zandvoort, die op de Landelijke Gedichtendag als dichter debuteerde met de bundel Uitzicht is een afstand die zich omkeert.