In Cees Buddingh’s gedicht ‘Ars Poetica’ klaagt een jongen dat hij ‘in godsherenaam’ onmogelijk gedichten kan schrijven als zijn moeder naast hem aardappels schilt. Buddingh’ neemt hiermee het beeld van de goddelijk geïnspireerde dichter op de hak en laat zien dat juist het meest alledaagse een prima basis voor een gedicht kan zijn. Vooral in de jaren zestig en zeventig is volop geëxperimenteerd met zo gewoon mogelijke poëzie: boodschappenlijstjes en krantenberichten konden promoveren tot gedicht. Toch bleef het vaak bij een statement.
Poetry International 2014
Bij Norbert Hummelt, Véronique Pittolo en Alfred Schaffer dringt het alledaagse steeds weer hun gedichten binnen.
Dat is anders bij Norbert Hummelt, Véronique Pittolo en Alfred Schaffer, drie hedendaagse dichters bij wie het alledaagse ook een grote rol speelt. Hoe verschillend in veel opzichten ook, ze hebben gemeen dat het leven in hun poëzie vaak als stoorzender optreedt. Alfred Schaffer zei ooit dat zijn poëzie ‘een vorm van de wereld [is]’ én dat de wereld zijn poëzie vervuilt. Al in zijn eerste bundel leek het leven van alledag zich aan de gedichten op te dringen. Schuim, Schaffers vierde bundel, bevat een gedicht dat volledig is gebaseerd op een voorlichtingsfolder over terrorisme, en in zijn recente bundel Mens Dier Ding heeft hij het leven van de Zuid- Afrikaanse heerser Sjaka Zoeloe als leidraad genomen. Schaffer zet daarbij een arsenaal aan banale beelden en vormen in. Sommige gedichten lijken sprekend op interviews, andere op moppen. Omdat hij de geschiedenis parallel laat lopen met wat nu gebeurt, ontstaat een verwarrend amalgaam van feit en fictie, dat vaak geestig, maar nog vaker beklemmend werkt.
Schaffers zinnen zijn als mededelingen. Ze richten zich direct tot de lezer in een taal die helder is en vaak geleend lijkt van spreekwoorden, reclame, films of tv-programma’s. Maar omdat de context onduidelijk blijft, worden zijn op zich montere zinnen al snel een bron van verwarring. ‘Maar dat kan in werkelijkheid helemaal niet! / Precies, vandaar.’ schrijft hij in een gedicht uit de nieuwe bundel. Daar lijkt de schrijver de gedachten van de lezer te raden en die daarmee te confronteren. Steeds worden illusies door hem doorbroken. Dichter en lezer zitten in hetzelfde schuitje. Ze zijn zelden alleen met hun gedachten, zelden vrij van beslommeringen, plichten en van alle informatie die de moderne mens onophoudelijk toegeworpen krijgt. Van kwebbelzinnen uit spelshows tot de dreigende taal van politici in praatprogramma’s. Er valt niet aan de wereld te ontkomen.
Diezelfde indruk krijg je bij de poëzie van Norbert Hummelt. Ook daar lijkt het alledaagse zich de gedichten te hebben binnen gewerkt. Zijn gedichten hebben een typische vorm met opvallend weinig wit. Het zijn vaak compacte blokken tekst waarin de dichtregels zo worden afgebroken dat ze allemaal even lang zijn. De woorden staan strak in het gelid, maar de eenheid die de vorm uitstraalt staat lijnrecht tegenover de desoriënterende inhoud. Het interessante is dat Hummelt er niet op uit lijkt om te ontregelen. Hier is geen dichter aan het werk die het zijn lezers met opzet moeilijk maakt, maar iemand die ongewild steeds de doordeweekse wereld in zijn gedachten moet toelaten. Hij schreef bijvoorbeeld een gedicht over een man in een zwembad. De man heeft een boek van Dante bij zich en terwijl hij om zich heen kijkt, raakt wat hij ziet steeds meer vervormd. Aan het eind is hij omsingeld door jongens met ‘rond hun monden een trek geweld’. Wat werkelijk is en wat verbeeld, is onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Hummelts poëzie is gevoed door beeldende kunst, bij Schaffer is de invloed van film evident. Zo ook in het werk van Véronique Pittolo, beïnvloed door onder anderen Jean- Luc Godard omdat in zijn films ‘de dialogen niet bij de situatie passen’. Pittolo vermengt graag genres en disciplines en creëert zo een opmerkelijk soort poëzie. Een waarin de wanorde voortdurend voelbaar is, versterkt doordat meer regisseurs aan het werk lijken. Pittolo heeft een vorm gevonden om triviale en verheven gedachten tegelijk te laten spreken: ‘Wanneer de dood snel is, heeft men geen tijd zijn leven terug te zien.’ Hoe meer we omringd zijn door leven, hoe meer we het idee hebben dat het ons ontglipt.
Het 45ste Poetry International Festival Rotterdam vindt van dinsdag 10 t/m zaterdag 14 juni plaats in de Rotterdamse Schouwburg. Dichters uit alle windstreken lezen voor, geven masterclasses en gaan met elkaar in gesprek.
De dichters uit dit artikel zijn op de volgende momenten te horen:
Alfred Schaffer
Voordracht en gesprek
Vrijdag, Grote Zaal, 20.00–21.00 uur
Masterclass Poëzie lezen
Zaterdag, Kleine Zaal, 15.00–15.45 uur
Norbert Hummelt
Voordracht en gesprek
Donderdag, Kleine Zaal, 20.00–21.00 uur
Véronique Pittolo
Voordracht en gesprek
Zaterdag, Grote Zaal, 20.00–21.00 uur