Het Openbaar Ministerie is niet van plan om alsnog op zoek te gaan naar de persoon die het wapen leverde waarmee Volkert van der G. in 2002 Pim Fortuyn vermoordde. Officier van justitie Koos Plooij noemt het in de podcast Vriend van Volkert juridisch niet meer relevant om daar verder onderzoek naar te doen.

De vraag van wie Van der G. het pistool kreeg, is na ruim twee decennia nog steeds onbeantwoord. Lange tijd zag het OM de oud-plofkraker Paul Molhoek als belangrijkste verdachte, maar de zaak werd in november 2002 wegens gebrek aan bewijs geseponeerd. Het scenario van een getuige die vertelde dat Volkert het wapen in een Turks café in Ede heeft aangeschaft, blijkt niet uitputtend te zijn onderzocht. Koos Plooij noemt het verhaal van de getuige plausibel. ‘Ik kan niet zeggen: zo is het gegaan.'

DNA-materiaal

Het OM heeft nog wel steeds de beschikking over het DNA-materiaal dat na de moord werd aangetroffen op de patroonhouder van Volkerts pistool. Dit DNA-spoor, dat afkomstig is van een onbekend persoon, is na vragen van Argos eerder dit jaar nog eens vergeleken met de actuele informatie uit de DNA-databank voor strafzaken van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Daaruit kwam opnieuw geen match. Maar nader onderzoek, bijvoorbeeld in buitenlandse DNA-databanken, vindt Plooij ruim twintig jaar na dato ‘niet meer opportuun’.

‘Als bekend zou worden wie de donor is van dat DNA, is er niet meer dan een verdenking dat die persoon in 2002 of eerder een patroonhouder in handen heeft gehad’, zegt Plooij in de slotaflevering van Vriend van Volkert. Weliswaar zat die patroonhouder in het wapen van Volkert, maar daar kan justitie volgens Plooij niets meer mee aanvangen. ‘Dat is een overtreding van Artikel 26 van de Wet wapens en munitie. En dat feit is al heel lang verjaard. Dus als er een naam uit zou rollen, dan kan ik geen onderzoek doen naar de vraag of die persoon terecht verdachte zou zijn geweest als het destijds zou zijn ontdekt.’

Spanning tussen journalistieke wensen en strafrechtelijke middelen

Plooij erkent dat het ‘journalistiek gezien en voor de geschiedschrijving interessant’ is om te weten wie het pistool een Star Firestar, aan Volkert leverde. ‘Maar ik moet mij houden aan wat de wet aan mogelijkheden biedt. (…) Je ziet in een zaak als deze natuurlijk dat er een zekere spanning kan ontstaan tussen wat maatschappelijk of journalistiek gewenst is om te weten, en wat je met strafrechtelijke middelen kunt achterhalen. We hebben toen het uiterste gedaan om de waarheid boven tafel te krijgen. Dat is tot op grote hoogte gelukt. Maar op dit aspect niet.’ ​

De openbaar aanklager toont zich verrast over de details die na onderzoek voor de podcast boven water zijn gekomen. Zo zegt Plooij nooit te hebben geweten dat Molhoek in het kantoorpand van Volkert een wietplantage had, noch dat hij na de moord op Theo van Gogh tegenover een verdachte van de Hofstadgroep woonde, noch dat één van Molhoeks broers in de Scheveningse gevangenis de gevangenbewaarder van Volkert was. Plooij noemt die laatste situatie ‘niet gewenst’, maar wijst erop dat het OM daar niet voor verantwoordelijk is. 

Motief van Volkert

Ook was het de officier van justitie onbekend dat Molhoek vrijwel direct na de moord op Fortuyn aan zijn toenmalige echtgenote toevertrouwde dat Volkert de dader was, en dat Volkerts motief te maken had met Fortuyns positieve grondhouding tegenover de pelsdierfokkerijen. ‘Interessant. Ik hoor dit voor het eerst. We hebben dat nooit van enige getuige uit zijn omgeving in die woorden gehoord.’

Toch kan het OM in juridische zin niets meer met deze extra informatie, zegt Plooij. ‘Ik heb me altijd wel gerealiseerd dat zo'n onderzoek antwoord geeft op heel veel vragen, maar vast niet alle. Open eindjes hou je altijd. En dat de herkomst van het vuurwapen nog een aantal vragen openlaat, dat moet ik voor lief nemen.’