Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wij mensen zijn uitermate slecht in het spotten van leugens. Om niet te zeggen beroerd. Uit de meest recente – doch vijftien jaar oude analyse – van meer dan tweehonderd leugenonderzoeken blijkt dat mensen in iets meer dan de helft van de gevallen kunnen bepalen of iemand liegt, legt Van der Zee uit. ‘Je kunt net zo goed gokken. Dat is bijna hetzelfde.’
Toch blijven vooral die ‘Hollywood-achtige aannames’ over leugendetectie hangen, verzucht Van der Zee. We dichten onszelf bovenmenselijke eigenschappen toe, zoals de speurneuzen op tv. ‘Ouders denken dat ze leugens van hun kinderen kunnen herkennen. Of partners de leugens van hun geliefde. Politieagenten met twintig jaar ervaring denken dat ze de leugens van een verdachte kunnen herkennen. Dat kunnen ze niet.’
Om iemand te betrappen op liegen zullen we misschien wel moeten terugvallen op techniek. En die is de afgelopen jaren met grote sprongen vooruitgegaan. Van der Zee zelf brak in wetenschappelijke kringen door met haar motion-capture pakken. Samen met collega’s ontwikkelde ze een experimentele methode waarmee ze non-verbaal gedrag, zoals hand- of hoofdbewegingen, kon meten. Van der Zee: ‘Het idee heerste dat non-verbaal gedrag geen goede indicatie geeft van liegen. Ik dacht: wacht even, dat hebben jullie nooit goed genoeg onderzocht! Want hoe bepalen jullie non-verbaal gedrag? Door een video op te nemen en daarna achter een computer handmatig te turven. Daardoor neem je allerlei informatie niet mee.’
Om die aanname te onderzoeken bevestigde haar team zeventien oranje kastjes aan het lichaam van proefpersonen, van hun voeten tot hun hoofd. Met deze sensoren registreerden de onderzoekers minutieus hun bewegingen. ‘Dus hoeveel millimeter of centimeter beweeg jij per seconde.’
Negentig proefpersonen werden onderverdeeld in twee groepen: leugenaars en ‘waarheidssprekers’. De laatste groep kreeg verschillende taken: ze moesten een computerspel spelen en een verloren portemonnee met een briefje van 5 dollar naar een doos voor gevonden voorwerpen brengen. De leugenaars kregen juist de opdracht over deze taken te liegen: ze speelden het computerspel niet, maar bestudeerden een informatieblad over het spel waarmee ze een verhaal konden fabriceren. Ook moesten de leugenaars het briefje van 5 dollar ergens verbergen en doen alsof ze de portemonnee hadden ingeleverd. Vervolgens werden alle proefpersonen over hun taken geïnterviewd, terwijl sensoren hun lichaamsbewegingen registreerden.
Het resultaat was opmerkelijk. Van der Zee: ‘We ontdekten dat je meer gaat bewegen als je liegt dan wanneer je de waarheid spreekt. Ook zagen we dat je dit effect kunt vergroten door bepaalde interviewtechnieken toe te passen, zoals iemand vragen zijn verhaal in omgekeerde volgorde te vertellen.’
In een ander onderzoek met de motion-capture pakken analyseerde Van der Zee de dynamiek tussen een leugenaar en de persoon waartegen gelogen wordt. Daaruit bleek dat mensen elkaar meer gaan spiegelen als er leugen in het spel is. Meer en meer raakt Van der Zee overtuigd van de kracht van technologie bij leugenonderzoek. ‘Uit ieder experiment dat ik ooit heb gedaan blijkt dat technologie beter presteert in leugendetectie dan mensen.’