In 1998 begon Neil Gershenfeld aan het MIT met de klas How to make almost anything. Met het vak wilde hij dure industriële machines beschikbaar maken voor technische studenten, maar het trok een veel breder publiek. Artiesten, architecten, ontwerpers en andere niet-technische studenten. Het leidde uiteindelijk tot het bedenken van het Fab lab, kleinschalige laboratoria met apparaten waar individuen bijna alles kunnen maken.
Het Center for Bits and Atoms (CBA), waar Gershenfeld leiding aan geeft, is nog steeds betrokken bij de Fab labs. Die zijn uitgegroeid tot een blauwdruk van apparatuur die je nodig hebt om snel en goedkoop een dergelijk lab op te kunnen zetten. Er zijn wereldwijd vele Fab labs ontstaan waar mensen bijna alles kunnen maken. Gershenfeld geeft naast het oorspronkelijke vak nu de vakken How to make something that makes (almost) anything, The physics of information technology en The nature of mathematical modeling.