Wei Dongying woont in een klein dorp aan de baai van Hangzhou – 200 kilometer ten zuiden van Shanghai. Ooit was het dorp een rustige vissersgemeenschap omgeven door het groen van rijstpaddies, maar sinds de industriële opmars is daar weinig van over. Veel baat hebben de dorpelingen in de wijde omtrek van die opkomst ook niet gehad. De nieuwe industrieën die zich rondom hebben gevestigd halen hun laaggeschoolde en laagbetaalde arbeiders vooral van het platteland, diep in de provincie.
Wei en de meeste van haar dorpsgenoten zijn gewoon blijven vissen. Maar gaandeweg zegt Wei, is met het oprukken van de industrie de visstand teruglopen. Haar vangst werd steeds geringer. Tot ze op een dag ontdekte dat het rivierwater rood kleurde. Ze pakte een leeg waterflesje (bronwater dronk ze allang niet meer) nam een monster en keerde ongerust terug naar huis. Sindsdien heeft ze honderden van die monsters verzameld, in alle kleuren van de regenboog.
In de gemeenschap van Wei ontstond er pas echt beroering toen geen van de jongens uit het dorp werd aangenomen voor militaire dienst. Dat was nog nooit gebeurd. Ook stierf de een na de andere dorpeling aan kanker. Wei deed, vertrouwend op haar boerenverstand, onderzoek, en ontdekte dat haar dorp het hoogste kankerpercentage bleek te hebben van de hele provincie.