Geraint Anderson groeide op als derde zoon van een welvarende familie in de chique Londense wijk Notting Hill. Zijn vader was politicus bij de Engelse Labour Party en Baron van Swansea, zijn moeder kwam uit een familie van missionarissen. Hij genoot onderwijs op prestigieuze scholen zoals Fox School in Notting Hill en Latymer Upper School in Hammersmith. Na zijn middelbare school reisde Anderson door Azië en India, waar hij het hippieleven omarmde. Terug in Engeland begon hij een studie geschiedenis aan Cambridge University, gevolgd door een master in revolutiegeschiedenis aan de universiteit in Sussex. Maar al gauw wilde hij weer terug naar Goa, India, met het idee om daar in Indiase sieraden en textiel te handelen.
Zoon van een Labour Party politicus, een hippie at heart en opgeslokt door de wereld van het grote, snelle geld. Cityboy Geraint Anderson draagt in 'Het brein van de bankier' voor uit zijn columns voor The London Paper waarmee hij bekend werd en waarin hij het bizarre leven van bankiers in het financiële epicentrum van Londen beschrijft.
Uptown boy
Snel geld
Anderson's ouders waren minder blij met de aspiraties van hun jongste zoon. Zijn oudere broer Hugh werkte als fondsenmanager bij de Nederlandse ABN Amro bank in Londen en regelde een sollicitatiegesprek voor Geraint. Met de gedachte dat een paar jaar goed geld verdienen hem daarna de vrijheid zou geven om weer te kunnen reizen, ging Anderson in 1996 aan de slag als utilities analyst voor ABN Amro. Binnen vijf jaar tijd vervijfvoudigde zijn salaris en verdiende hij meer dan zijn vader. Vanaf 1997 werkte hij achtereenvolgens voor Société Générale en Commerzbank.
In 2000 ging Anderson aan de slag voor de Britse zakenbank Dresdner Kleinwort, waar hij twee jaar op rij werd benoemd tot top stock-picker, en werd aangewezen als gezamenlijk teamleider van het utilities research team.
Cityboys ontmaskerd
Na twaalf jaar vol duizelingwekkende salarissen, feesten en andere avonturen in de Londense City jungle, kreeg Anderson een aanbod van de inmiddels failliete Engelse krant The London Paper om een wekelijkse column te schrijven over alle dirt en escapades die zich binnen de square mile van het financiële hart afspeelden. Hij ging op het aanbod in, op voorwaarde dat de column Cityboy zou heten en hijzelf anoniem bleef. Cityboy refereert volgens Anderson naar de vele jonge jongens die net als hij getrokken door de dynamiciteit, bijna grenzeloze mogelijkheden, snel geld en spannende risico's belanden in de rollercoasterride van het leven op de trading floor.
Al gauw realiseerde hij zich dat zijn anonimiteit niet veel langer gewaarborgd kon blijven, maar Anderson besloot om de code of silence definitief te doorbreken. Nadat zijn laatste bonus gestort was op 19 december 2007, nam hij ontslag doormiddel van een telefoontje vanaf het strand in Goa. Eind juni 2008 verscheen zijn boek getiteld Cityboy, fear and loathing in the square mile waarin hij aan de hand van het fictieve personage Steve Jones het bestaan van een gedegen cityboy illustreert, 'which made everyone very very upset with me,' vertelt Anderson. 'Which is why when I am walking through town, quite often I feel like I'm just about to be beaten up.' Inmiddels heeft Anderson al vier boeken op zijn naam staan. Na Cityboy volgde Fifty ways to survive the credit crunch (2008), Just bussiness (2011) en Payback time (2012). Tegenwoordig is Anderson part-time schrijver, journalist en backpacker.
In 2009 kwam de Duitse doumentaire De grosse Rausch - ein Banker packt aus van regisseur Stephan Lamby uit. De documentaire vertelt het verhaal van Anderson's carrière en de wereld van het grote geld.