Eric van ’t Zelfde is schooldirecteur in een ‘zwakke wijk’ Rotterdam-Charlois. Te midden van alle mogelijke ellende als werkloosheid, huiselijk geweld maar ook drugshandel en schietpartijen op straat probeert hij met zijn school het leven in de wijk en de vooruitzichten van de kinderen te verbeteren. Een ‘superschool’ wordt zijn Hugo de Grootschool wel genoemd. Zijn aanpak geldt als onorthodox, zijn meningen als ongezouten, met de nodige rechtszaken en media-aandacht tot gevolg.
Tegenlicht volgde de Rotterdamse schooldirecteur Eric van ’t Zelfde gedurende een half jaar in zijn strijd tegen politiek, onderwijsinspectie, andere scholen, criminele bendes, agressieve leerlingen en ouders, en ging met hem en zijn broers terug naar de eliteschool die zij bezochten in Schotland.
Meer artikelen bij deze aflevering:
Zo mocht hij nog deze zomer aanschuiven bij Knevel en Van den Brink nadat hij drie leerlingen wegens ernstig wangedrag van school had gestuurd, ook al wist hij op dat moment dat de wet dit niet toestond – voorwaarde is dat kinderen elders vervangend onderwijs kunnen krijgen, en dat was hier niet het geval – en hij de rechtszaak won die de ouders daarop tegen de school aanspanden. Zelf kind uit een arbeiderswijk in Schiedam belandde hij als tienjarige begin jaren tachtig met zijn twee broers op een Schotse eliteschool. Het zou hun leven ingrijpend veranderen.
Het interview vindt plaats op de Hugo de Grootschool. Erics tweelingbroer Richard en hun oudere broer Robert, beiden advocaat, hebben hun toga meegenomen. De fotograaf vraagt of ze die willen aantrekken. Het zegt toch iets, want dat ze alledrie een universitaire studie afrondden, lag gezien hun afkomst niet voor de hand.
Hoe kwam het dat jullie vanuit die arbeiderswijk in Schiedam op die eliteschool in Edinburgh terecht kwamen?
Richard: ‘Vader werkte bij Esso. In Schotland werd een chemische fabriek opgestart. Het idee was om specialisten ernaartoe te halen en de Schotten te laten opleiden, zodat die het na drie jaar over konden nemen. Vader moest mensen leren hoe je dieselmachines moest onderhouden. Dat had hij geleerd op schepen, in de machinekamer. De “vetpot” noemden ze dat aan boord. Daar liep je niet in je witte jasje rond.’
Eric: ‘Hij was erg trots toen hij daarvoor werd uitgekozen. Hij had lts gedaan en daarna de vakschool. Geld om verder te leren was er niet. Door zich steeds maar weer bij te scholen, is hij omhoog gekomen. Dat werd ook aan ons doorgegeven, dat je je moet ontplooien, kansen moet grijpen.’
Richard: ‘Eric en ik waren jarig, net toen we in Schotland de eerste woning kregen. Dat weet ik nog goed. Want vaders salaris was nog niet gestort, dus kregen we geen cadeau.’
Robert: ‘In het begin misten we onze vriendjes, en de straat. Maar dat veranderde snel. We belandden in een totaal nieuwe wereld. Opeens werd alles voor je geregeld: huisvesting, een nieuwe auto voor de deur.’
Richard: ‘En die woning had niets gemeen met wat we eerst hadden, zo groot, de wijk leek in niets op onze wijk in Schiedam, en The Edinburgh Academy was omringd door cricket- en rugbyvelden, leerlingen kwamen van over de hele wereld, je kreeg een schooluniform.’
Robert: ‘Dat uniform was van tweed, als het nat werd, rook je naar een bouvier.’
Richard: ‘Ik vond dat zo mooi! In Edinburgh waren nog andere kostscholen. Die droegen ook allemaal jasjes. Maar het verschilde nogal in wat voor jasje je op straat voorbij kwam. Wij van de Academy hadden echt standing.’
Robert: ‘Onze buren daar zeiden ook: zozo, drie kinderen op de Academy! Met andere woorden: wat kost je dat wel niet per maand. Maar het bedrijf betaalde alles. Het was echt voor de happy few.’
Richard: ‘Het ging niet alleen om de lessen, er gebeurde zoveel omheen: rugby, cricket, judo, schieten. De school had ook een eigen leger.’
Leger?
Robert: ‘Iedere maandag moesten leerlingen van dertien jaar en ouder in een uniform van de landmacht, luchtmacht of marine-uniform op school komen. Zodra de lessen voorbij waren, kreeg je les in marcheren en schietles, leerde je hoe onderzeeërs werkten, vloog je mee met een vliegtuig van de raf. ‘Het had iets militaristisch, en discipline stond voorop, maar op een menselijke manier, en binnen dat huis van discipline werd je enorm geprikkeld om te excelleren in sport of in studie, in kunst, in toneel.’
Richard: ‘Ik heb ook nooit meegemaakt dat een leerling geen zin had. Het was niet aan de orde dat je spijbelde. Dat gebeurde gewoon niet.’
Eric: ‘Je was trots om erbij te zijn. Je werd uitgedaagd om jezelf te ontwikkelen. Ik hield van lezen, dus kreeg ik Shakespeare mee: “Ga dat maar eens lezen” – ik was tien jaar! Het was: “Hou je van schrijven? Oké, dan ga je nu schrijven.” Wat ook je stiel of je passie was, het werd gelijk bij de lurven genomen. Maar daar stond iets tegenover: dan moest je het ook goed doen. Het beste uit jezelf halen. En daar konden ze je bij helpen.’
Beschrijf eens zo’n dag. Je kwam ’s ochtends binnen in je pakje, en dan?
Robert: ‘Kwart voor negen verzamelen in de assembly hall, dan zingen en bidden, een toespraak van de rector en vervolgens tot drie uur les, en daarna allerlei andere activiteiten.
Waar gingen die toespraken over?
Robert: ‘Dat het eerste team had gewonnen met rugby, dat soort dingen.’
Richard: ‘Of dat er was vernomen dat een academical de vorige dag in de stad op straat was gespot met een pizzapunt in z’n handen. Dat zoiets substandard was. Dat tijdens een concert door iemand was gefloten. Dan wees de rector erop dat zoiets niet de bedoeling was: “Academicals do not whistle, they applaud.”’
Eric: ‘Het ging om een bepaalde houding, het was toch de bedoeling dat je later ergens leiding zou gaan geven.’
Robert: ‘Je kreeg mee dat je tenminste altijd de gelijke was van een ander.’
Eric: ‘Overal op het schoolterrein stond op palen en bordjes die boodschap: ‘confidence, confidence, confidence, be confident, excell, always excell’. Overal werd je eraan herinnerd.’
Richard: ‘Onze voormalige leerlingen zijn
Robert Louis Stevenson, James Maxwell, etc., houd die in ere, dat zijn de voorbeelden – dat was het idee.’
Robert: ‘Het unieke aan het onderwijs op de Academy was dat je binnen elke leeftijdsgroep vijf niveaus had en dat constant werd gemonitord welke niveau je voor elk vak haalde. Op elk moment van het jaar kon je van niveau wisselen. Bleef je met een vak achter dan kwam je bij leeftijdsgenoten die daar ook moeite mee hadden en was de les gericht op het aanpakken van die achterstand. Maakte je goede vorderingen, dan zeiden ze: jij gaat dat vak nu op een niveau hoger doen. Naarmate je ergens beter in werd gingen ze steeds net even verder met je, kijken wat er in zat. Het was maatwerk.’
Eric: ‘In het voortgezet onderwijs gebeurt het bij ons ook enigszins, met mavo, havo, etc., al zou het ook tussentijds moeten kunnen. Maar in het primair onderwijs kun je in een klas van dertig leerlingen dertig verschillende niveaus hebben. Dus wat gebeurt er? De betere leerling, die zijn huiswerk toch al af heeft, wordt naast de zwakkere leerling neergezet zodat de overbelaste leraar z’n handen even vrij heeft voor andere taken. Maar dat betekent wel dat het tienjarige ventje voor docent moet spelen, in plaats van dat hij zelf aandacht krijgt, met een verdiepende opdracht aan de slag kan. In Schotland werd het onderwijs afgestemd op het kind. Hier moet het kind zich aanpassen aan het onderwijssysteem.’
Minder begaafde kinderen komen dan allemaal bij elkaar te zitten. Missen die dan niet de boot?
Robert: ‘Niet als ze een docent krijgen die getraind is om bij die kinderen het maximale eruit te halen. Die kunnen ze zich dan helemaal op die kinderen richten, en dat gaat niet als ze ook Diederik-Jan in de klas hebben zitten die al is voorbestemd tot het vwo.’
Eric: ‘Een probleem is ook het idee dat je generalisten moet opleiden. Alles moet hier altijd heel breed. In de jaren zeventig kreeg je op een gegeven moment zelfs een vak als “verzorging” erbij... liep je dan met je strijkplank rond. Dat heb ik ook nog meegemaakt. Ja... een vraag zou ook kunnen zijn: wat is het nut daarvan? Om in Groot-Brittannië naar de universiteit te kunnen, moest je voor drie vakken een a-level halen, zeg maar vwo-niveau. Hier wordt van je verwacht dat je in je eindexamenjaar zeven vakken op dat niveau doet. Je kunt alleen maar nat gaan. Waarom moet je overal verstand van hebben als kind? Dat had je in Schotland niet, en daardoor krijg je meer experts, op allerlei vakgebied. Ik heb vier Chinezen in havo-vier zitten. Die staan een tien voor scheikunde, natuurkunde, en wiskunde, maar een vier voor Nederlands en Engels. Die mogen dus niet naar havo-vijf. Die gaan dus nooit naar de tu-Delft. Want volgens de nieuwe exameneisen mag je voor Nederlands, Engels en wiskunde maximaal één vijf hebben. Dat enorme potentieel van die kinderen laten we onbenut. Die eindigen dus met mbo-toerisme of zo.’’
Robert: ‘Leuk voor al die mensen die mbo-toerisme doen.’
Richard: ‘Ik zou het toch wat minder concreet maken. Zoals je het zegt klinkt het knap lullig.’
Eric: ‘De journalist moet maar kijken wat er in het artikel komt, maar dan is tenminste duidelijk waar ik op doel. Die Chinese kinderen hier op school krijgen geen mogelijkheid om zich te ontwikkelen. En wat doet vervolgens de tu-Delft? Die gaan Chinezen halen, fresh off the boat, en die spreken nog minder Nederlands. Hoe kan dat? Dat ligt aan onderwijssysteem. Wij kijken niet naar: wat kunnen ze wel? Wij kijken naar: wat kunnen ze niet?, en daar worden ze vervolgens op afgestraft.’
En toen op een dag tweeënhalf jaar later waren jullie weer gewoon terug in Schiedam.
Richard: ‘Door een administratieve fout kwam ik hier terecht op een mavo. Je kunt het naïef noemen, maar die eerste dag ging ik in mijn Academy-jasje naar school, terwijl iedereen in van die trainingspakken liep. Ik kreeg gelijk klappen. Dat was echt een biggendoop. De sterkste jongetjes maakten de dienst uit. In de klas werd je een “stuud” genoemd als je meer dan een zeven haalde. Wij hadden een hele slimme jongen in de klas. Die noemden ze Rambo, die moest dan een kip nadoen op tafel. Dat was de sfeer. Ik vroeg mijn rector of het mogelijk was om bijles wiskunde te krijgen. Die man stond met zulke ogen te kijken. Die mogelijkheid was er niet. Dus haalde ik telkens weer drieën en vieren. Het effect was dat ik afhaakte. Ik had niet zo’n trek meer in school.’
Eric: ‘Ik ben van de havo gegaan, omdat ik alleen maar onvoldoendes stond. Ik werd helemaal gestoord van die school. Van de mavo ben ik naar de lts gegaan. Die school was zo asociaal, echt absurd. Op dag één lag ik al in de oud-ijzerbak, die gasten waren zo groot.’
Richard: ‘Het niveau daar was zo laag dat zelfs jij daar tienen haalde. Ik kan me herinneren dat we een keer een taart hadden met “50” erop. Toen had je vijftig tienen gehaald.’
Eric: ‘Op een gegeven moment kreeg ik wel zoiets van: ik wil toch wel ergens anders eindigen, niet in een oud-ijzerbak.’
Uiteindelijk kwamen jullie alle drie op de universiteit terecht, werden advocaat en schooldirecteur. Dat lag toen jullie terugkwamen eerst dus niet voor de hand.
Eric: ‘We kregen het al van huis uit mee, maar in Schotland waren we er toch extra van doordrongen geraakt dat je eruit moest halen wat erin zit. Het duurde bij ons alleen even. Wat ik er zelf vooral ook heb geleerd, is dat je als school het verschil kunt maken, en dat je desnoods onorthodoxe maatregelen moet nemen om dat voor elkaar te krijgen. Toen ik vijf jaar geleden hier bij de Hugo de Groot binnenkwam hebben we gezegd: we gaan eerst eens zorgen dat dat kwetsbare spul hier – de doelgroep, Rotterdam-Zuid – zich veilig voelt, dat de kachel brandt, dat ze warm zijn als ze binnenkomen, dat we kijken of ze gegeten hebben, anders heeft het geen nut om met aardrijkskunde te beginnen. Vervolgens hebben we er een heel zorgnet omheen geweven: met gezinszorg, met andere zorg. We hebben al het overbodige uit het lesprogramma gehaald, docenten geselecteerd op kwaliteit en enthousiasme, docenten die daarin niet meekonden ontslagen, kinderen die erin volhardden andere leerlingen het leren onmogelijk te maken van school gestuurd. De omstandigheden scheppen om kinderen de kans te geven uit zichzelf te halen wat er in zit. Daar gaat het allemaal om. Dat ben je aan ze verplicht. Als er iets is dat ik in Schotland heb meegekregen, dan toch dat.’