‘Toen in 2008 tijdens de voedselcrisis de zeepbel op de grondstoffenbeurzen uiteenspatte, is het aantal mensen dat te arm is om zich te voeden niet gedaald. (…) Wat men heeft vastgesteld, is dat de hogere prijzen vaak wel werden doorberekend naar de consumenten, maar dat diezelfde consumenten niet profiteerden van de daaropvolgende dalingen,’ zegt de Belgische VN-rapporteur. De zeepbel spatte uiteen omdat speculanten op de termijnmarkten van de grondstoffen hadden gehoord dat er goede oogsten aankwamen en daarom terugkrabbelden. Maar waar vindt deze handel in termijncontracten plaats?
‘De prijzen op de Chicago Board of Trade zijn niet degene die de boer ontvangt voor zijn oogst of die de arme in een buitenwijk van Jakarta betaalt voor zijn kilo rijst,’ stelt de Belg Olivier de Schutter, de speciaal rapporteur van de Verenigde Naties.
Zeepbel
Fluctuerende futures
Bij de Chicago Board of Trade (CBOT). Dit is de belangrijkste beurs voor grondstoffen en hier wordt de internationale prijs van agrarische grondstoffen bepaald. Aanvankelijk richtte deze in 1848 opgerichte beurs zich alleen op de handel in agrarische producten zoals graan, maïs en varkensmagen. Later kwam hier ook de handel in termijncontracten bij, die nu vrijwel nog alleen met de Engelse benaming futures wordt aangeduid. Zo kan bijvoorbeeld een tarweboer een future-contract met zijn bank afsluiten om zich te verzekeren van een vooraf bepaalde prijs voor een oogst die de boer pas over zes maanden zal leveren.
In 2007 kreeg de CBOT een nieuwe eigenaar en werd hiermee onderdeel van de grootste futures-beurs in de wereld: de Chicago Mercantile Exchange Group (CME).
Mandje met futures
Future-contracten worden verhandeld op de Chicago Board of Trade. Maar omdat de prijzen van deze futures zeer beweeglijk zijn kiezen speculanten er vaker voor om te investeren in een indexfonds. Dan heeft een bank één future in een mandje gestopt met andere futures om het risico te spreiden. Hierdoor verdwijnt vaak het overzicht. Deze verkoopformule doet denken aan de zogenoemde subprime risicohypotheken, waar speculanten investeerden in mandjes met hypotheekcontracten. Koert Jansen, fondsmanager van het Triodos Sustainability Trade Fund, vindt dat prijsschommelingen op deze grondstoffenmarkten normaal zijn, ‘maar ze zijn niet meer verklaarbaar door reële factoren zoals vraag en aanbod, droogte of natheid, wisselkoersen en voorraadvorming. (…) Er zijn enorme sommen op een relatief kleine markt gekomen. Dan krijg je prijseffecten.’ Dit erkent ook de Belgische VN-rapporteur. 'Door de invloed van speculatie gaan voedselprijzen op en neer en zijn ze onvoorspelbaar. Dat is gevaarlijk en leidt tot een soort casino-economie waarop geen peil te trekken is.´
Prijslimieten blokkeren prijsstelling
CME is het hier niet mee eens. Volgens CME heeft de toename van speculatie geen negatief effect heeft op voedselprijzen, omdat de balans van verschillende participanten in de grondstoffenmarkt niet is verandert. Het aantal speculanten is in gelijke mate toegenomen met het aantal handelaars – degenen die een écht belang hebben in de agrarische producten zelf. Dit bleek wel toen CME in juni 2011 de limieten wilde verruimen waarmee de maïsprijs per dag kan stijgen en dalen. Deze verruiming is volgens CME nodig omdat de beweeglijkheid van de prijs van maïs groter is geworden. Prijslimieten zouden de juiste prijsstelling in de markt blokkeren.
Hedgefundmanager Mark Newell: 'Dit is onverdedigbaar'
Mark Newell, uit de aflevering De voedselspeculant is een hedgefund manager uit Chicago. Hij vindt deze positie van CME ‘onverdedigbaar.’ Hij en een andere hedgefund manager, Mike Masters werkten samen mee aan een onderzoek van Amerikaanse Senaat over de invloed van speculatie op voedselprijzen. Volgens hen is het onvermijdelijk dat als er miljarden aan kapitaal in een kleine markt als de grondstoffenmarkt worden gepompt, de beweeglijkheid en stijging van prijzen toeneemt. Dit prijseffect is niet vergelijkbaar met vastgoed en aandelen. Immers zo stelt Masters, ‘als voedselprijzen verdubbelen, zullen mensen sterven.’