Willem Ferwerda (1959) is de oprichter van het netwerk Leaders for Nature, dat bedrijven helpt om ecologisch behoud op te nemen in hun bedrijfsmodellen. Tussen 2000 en 2012 was hij directeur van de Nederlandse divisie van de International Union for Conservation of Nature (IUCN), ’s werelds grootste koepelorganisatie voor milieubescherming.
Onze toekomstige economie heeft een nieuwe grootmacht: de natuur
Deze eeuw nog zullen we als mensheid de grenzen van onze leefwijze bereiken: de aarde is uitgeput en we zijn met teveel. Om het tij te keren zal ons economisch systeem ingrijpend gaan veranderen, vertelt Willem Ferwerda, voormalig directeur van IUCN Nederland. Hij legt uit wat daarbij het belang is voor het bedrijfsleven – volgens hem de hoofdrolspelers in deze transitie.
Onze ecosystemen zijn van onschatbare waarde, zegt John Liu in Groen Goud.
Als ecosystemen zoveel waard zijn, waarom is deze waarde dan niet weerspiegeld in onze huidige economie?
Dat is te wijten aan ons Westers denkbeeld. In de loop der eeuwen is er een dominante filosofie ontstaan die de mens boven alles heeft geplaatst. Onze monotheïstische godsdiensten hebben dat beeld overgenomen: de aarde is geschapen voor de mens, en alle andere wezens zijn er slechts om de mens te dienen.
Heel lang ging dat goed: mensen trokken van plek naar plek, waar ze alles opgebruikten en het uitgeputte land achterlieten om een volgende plaats te vinden. Na verloop van tijd was zo´n uitgewoonde plek dan weer hersteld. Maar sinds de vorige eeuw is de wereld bevolking zo explosief gegroeid dat deze methode niet meer werkt – daarvoor zijn we nu met teveel.
Ook zorgde de opkomst van het aandeelhouderskapitalisme ervoor dat kapitaalkrachtige aandeelhouders zeggenschap kregen over grote, invloedrijke bedrijven. Die aandeelhouders willen snelle winst, wat het denken in langere termijnen niet ten goede komt. En zo raakte de ecologie losgekoppeld van onze economie.
Hoe bedoelt u, losgekoppeld?
Onze economie rust op goederen en diensten. Maar deze rusten op hun beurt op een ecosysteem dat de diensten levert, zoals water, grondstoffen, vruchtbare grond: het fundament. De goederen en diensten zijn gewaardeerd, maar dit fundament heeft in ons stelsel geen enkele waarde. Iedereen mag eruit halen wat hij maar wil. Er is dus een constante uitputting van dit fundament, zonder dat er iets wordt teruggegeven.
Dus we naderen een punt waarop onze economie niet meer verder kan?
Dat duurt niet lang meer. Er zijn negen wetenschappelijk geconstateerde planetary boundaries – de grenzen van onze planeet, waar we tegenop lopen als we ze niet aanpakken. Stikstofvervuiling door intensieve landbouw is bijvoorbeeld een groot probleem – dat put de bodem uit en bedreigt daarmee onze voedselproductie. De fosfaatvoorraad, belangrijk bij landbouw, is over zo’n 60 jaar uitgeput. Iedereen weet ook dat olievoorraden en edelmetalen eindig zijn.
Wat dat betreft leven we in een heel bijzonder tijdperk – één waarin we de grens bereiken van de markteconomie. Dat gaat deze eeuw nog gebeuren.
Toch lijkt het vooralsnog slechts ‘business as usual’ – toenemende productie, meer winst.
De G20 besloot enkele jaren geleden om een wereldwijd onderzoek te laten doen naar de economische waarde van ecosystemen en de economische schade van verlies van soorten - The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB). Daaruit kwam een revolutionaire serie rapporten voort, die nu serieus wordt bekeken door bedrijven en overheden. Als we over dertig jaar terugkijken kunnen we zeggen: dit was het keerpunt.
Revolutionair - waarom precies?
Voor het eerst in de geschienis is overtuigend aan economen laten zien dat de vernietiging van ecosystemen burgers, bedrijven en overheden heel veel geld kost. Dat die laatste twee er nu aan werken, mag revolutionair heten.
Betekent zo’n keerpunt het einde van ons kapitalistische systeem?
Het kapitalisme zal voorlopig niet verdwijnen, omdat mensen er een grote behoefte aan hebben. Maar het zal wel grondig veranderen – het werken met ecologische waarden vereist een aantal strenge criteria en een internationaal afdwingbare controle daarop, wat neerkomt op een minder vrije markt.
Zit het bedrijfsleven daar wel op te wachten?
Ze kunnen niet anders en steeds meer bedrijfsstrategen weten dat. Bedrijven uit het topsegment denken in langere termijnen en kijken zo’n 20, 30 jaar vooruit. Deze grote bedrijven lopen als eerste tegen onze groeigrenzen aan. Om te kunnen voortbestaan, zullen ze gedwongen worden om deze ecosystemen te beschermen en herstellen – voor de bevoorrading van water, energie en landbouw. In Nederland nemen bedrijven als Shell, Unilever, AkzoNobel, Friesland Campina en DSM nu al de eerste kleine stappen: bij nieuwe producten en projecten wordt aandacht besteedt aan een duurzame omgang met ecosystemen.
In 2006 verstuurden CEO's van alle grote Nederlandse bedrijven op initiatief van IUCN een open brief aan de Tweede Kamer waarin ze opriepen tot actie: ze zagen dat het misging. In 2010 kon ik namens IUCN NL een overeenkomst met VNO-NCW sluiten. Daar heb ik lang over moeten praten. Het is voor sommige zakenmensen lastig om deze problemen aan te zien komen - ze zijn op hun business schools immers opgeleid om lineair te denken.
Hoe gaat de verandering eruitzien?
Van onze aarde is twee miljard hectare van de bodem zwaar gedegradeerd, staat in een rapport van het United Nations Environmental Programme (UNEP). We weten wat het kost om dit te herstellen. Ook weten we wat de jaaromzet is van de Global 500 (de 500 grootste bedrijven ter wereld, red.) – de herstelkosten bedragen een fractie van die omzet.
Die twee moeten dus samenkomen. Alle mogelijkheden daartoe liggen al op tafel. Als we dat megaproject, die twee miljard hectare, onder handen nemen – zoals het Löss-plateau in Groen Goud – wordt het wereldwijde ‘business as usual’ omgekeerd. Dan dringt het wereldwijd door bij bedrijven, overheden en consumenten dat ecologie een onderdeel is van onze economische ontwikkeling.
Ons wereldbeeld gaat veranderen, zegt u.
Mensen gaan inzien dat we afhankelijk zijn van de natuur die we gebruiken. Dat betekent een verandering in ons wereldbeeld. We denken nu dat we het zo goed hebben in Nederland, met onze iPads en iPhones, maar een iPad kun je niet eten.