Peter Vencken verdween negen dagen in de cel, maar werd uiteindelijk vrijgesproken. De maatschappelijke onrust als gevolg van deze zaak was echter groot. Om die reden presenteerde de 'Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst' (KNMG) in december 2005 een richtlijn voor palliatieve of terminale sedatie.
Peter Vencken was anesthesist in opleiding toen hij eind mei 2003 een 77-jarige mannelijke patiënt in een ziekenhuis in Oosterhout morfine en het sederende middel Dormicum toediende. De man leed naast de gevolgen van een herseninfarct aan een longprobleem en was duidelijk stervende. Korte tijd later kwam de patiënt te overlijden. Vencken had de middelen toegediend teneinde het lijden van de patiënt te verzachten - in de medische wereld een veel voorkomende handelswijze. Toch vervolgde het Openbaar Ministerie de arts wegens moord.
Volgens het KNMG is palliatieve sedatie normaal medisch handelen, dat bij de juiste toepassing niet leidt tot vroegtijdig overlijden. Hoewel palliatieve sedatie vaak wordt gelijkgesteld aan euthanasie, zijn dit twee zeer verschillende zaken. Het doel van palliatieve sedatie is het lijden van de patiënt te verlichten, niet zijn of haar leven te beëindigen. Het bewustzijn van de stervende patiënt wordt verlaagd en hij of zij krijgt geen vocht meer toegediend. Dit kan permanent (tot aan het moment van overlijden) gebeuren, maar ook tijdelijk of met tussenpozen. Omdat palliatieve sedatie beschouwd wordt als normaal medisch handelen, hoeft een arts hier geen melding van te maken of te laten toetsen, zoals het geval is bij euthanasie.
De behandelende arts dient zich wel aan strenge richtlijnen te houden. Wanneer hij aan deze eisen voldoet, kan hij niet door het openbaar ministerie worden vervolgd. Palliatieve sedatie mag alleen worden toegepast wanneer een patiënt één of meer onbehandelbare ziekte(n) heeft en ondraaglijk lijdt. Het overlijden moet bovendien binnen één tot twee weken worden verwacht en er mogen alleen sederende middelen worden gebruikt. Sedatie moet daarnaast proportioneel worden toegepast. Dit wil zeggen dat de arts het bewustzijn in die mate verlaagt dat de symptomen bestreden worden, niet meer en niet minder.
Wanneer een patiënt een levensverwachting langer dan één tot twee weken heeft, zal sedatie resulteren in vroegtijdig overlijden door uitdroging. Bij sommige aandoeningen is het duidelijk dat er niets meer voor de patiënt gedaan kan worden, maar is het desalniettemin moeilijk om in te schatten of de patiënt in de laatste levensfase verkeert. Om in dit uitzonderlijke geval toch over te gaan tot continue palliatieve sedatie, zal de arts een consulent moeten raadplegen. Bovendien moet de patiënt zelf het besluit hebben genomen geen vocht meer in te nemen.
De vraag of er moet worden overgegaan tot palliatieve sedatie kan aan de orde gesteld worden door de patiënt zelf, zijn of haar naasten, het verzorgend personeel of de behandelende arts. In goed overleg met de andere partijen en na voldoende informatie over de situatie over de patiënt vergaard te hebben, zal de laatstgenoemde uiteindelijk beslissen over wat er staat te gebeuren.
Door Jolien Linssen