In de beeldvorming lijkt het of de huidige crisis begonnen is met de verkiezing van Ahmadinedjad tot president en Irans kernenergieprogramma. In de werkelijkheid gaan de Amerikaanse sancties en oorlogsdreigementen ver terug in de tijd.
Vanaf 1997 wilde de hervormingsgezinde president Khatami de relaties
met het Westen verbeteren en sprak over een 'dialoog tussen
beschavingen', maar de VS bleven doorgaan met de sancties die in de
jaren negentig waren ingesteld. Na de aanslagen van 11 september 2001
plaatste Bush Iran zelfs in de 'As van het Kwaad' en sloeg daarmee de
deur dicht in het gezicht van Khatami. Vervolgens beschuldigde de
Amerikaanse regering Iran van steun voor Al Qa'ida, terwijl iedereen
wist dat deze wahabisten en het shi'itische regime van Iran vijanden
waren. Bovendien is Iran ondertussen omsingeld door Amerikaanse
troepen in Irak en Afghanistan.
De VS maakten zich daarmee niet geliefd bij de Iraanse bevolking en ze
gaven bovendien ' hardliners' als Ahmadinejad het excuus om de
opkomende democratiseringsbeweging de kop in te drukken.
Onder het mom van 'nationale veiligheid' nam de repressie van journalisten,
schrijvers, filmmakers, studenten- en vrouwenorganisaties toe. De druk
op Iran om zijn kernenergieprogramma te beëindigen als voorwaarde voor
onderhandelingen, heeft de ruimte voor dissidente geluiden sterk
verminderd. Het recht op kernenergie is bij de bevolking uitgegroeid
tot een kwestie van nationale trots. Ahmadinedjad heeft hiervan handig
gebruik gemaakt door zich op te werpen als de verdediger van Irans
nationale trots tegen de onrechtvaardige eisen van het Westen.
De haat tegen Amerikaanse interventie in Iran heeft diepe wortels, die
teruggaan tot 1953, toen de CIA met een staatsgreep de democratisch
gekozen premier Mossadeq afzette en de Shah in het zadel hielp. Tot
zijn val kon de dictatuur van de Shah op militaire en financiële steun
van de VS rekenen. Met de hulp van de VS richtte de Shah de beruchte
veiligheidsdienst SAVAK op die de oppositie met harde hand neersloeg.
Met de val van de Shah in 1979 verloren de VS op Israël na hun
belangrijkste bondgenoot in de regio. Toen Saddam Hussein in september
1980 Iran binnen viel, gebruikten de VS deze oorlog die tot augustus
1988 als een middel om Iran te verzwakken. Hoewel de VS zich neutraal
hadden verklaard gaven ze Saddam Hussein militaire en politieke steun.
In 1983 vaardigde de toenmalige Amerikaanse president Reagan een Nationale Veiligheids verklaring uit die stelde dat de nederlaag van Irak 'tegen de belangen van de VS' was en schrapte Irak van de lijst van landen die terrorisme steunen.
Zes weken nadat Saddam gifgassen had ingezet tegen Iraanse troepen, werd
deze Amerikaanse boodschap door niemand minder dan Donald Rumsfeld aan
Saddam Hussein overgebracht. In deze langste oorlog van de twintigste
eeuw kwamen meer dan een miljoen mensen om.
Het grootste deel van de Iraniërs streeft naar meer vrijheid en politieke verandering, maar niet ten koste van 'onafhankelijkheid', een van de belangrijkste leuzen van de revolutie in 1979.