'Geen vis, geen vishengel, maar mobieltje'. Het is een aansprekend voorbeeld van Prahalads concept dat bedrijven zich moeten richten op de armen, omdat ook zij zijn consumenten zijn - bijvoorbeeld van goedkope mobiele telefoons. Want in tegenstelling tot een hengel stelt een mobiele telefoon vissers in de gelegenheid met verschillende afnemers, uit verschillende havens, volgens het principe van vraag en aanbod over de prijs van hun gevangen vis te onderhandelen. Vissers kunnen zodoende kiezen waar ze de vangst van die dag afzetten. Een keuze die cruciaal blijkt: 'Als je op de markt met het grootste aanbod terechtkomt (waar dus de prijs laag is), heb je geen tijd meer om een alternatief te zoeken. Het mobieltje biedt een keuzemogelijkheid die leidt tot betere prijzen en een winststijging met ca. 8% voor de vissers'.

Hoe winst, innovatie en armoedebestrijding elkaar versterken

Het voorbeeld komt van Wouter Scheepens, partner bij Triple Value Strategy Consulting, dat bedrijven adviseert over duurzaam ondernemen aan de onderkant van de piramide - the Bottom of the Pyramid (BOP; zie bronnen en achtergronden op deze website).

Het verhaal over de Indiase vissers op het weblog van Triple Value stond onlangs in The Economist. The Washington Post berichtte eerder over een 'sea of change' dankzij het mobieltje.

ZOEKEN NAAR MOGELIJKHEDEN
Scheepens vertelt dat veel Nederlandse bedrijven zich aan het oriënteren zijn op manieren om de onderkant van de piramide te bereiken. Het is een nieuwe manier van denken waaraan bedrijven moeten wennen, legt hij uit. Het is geen kwestie van westerse modellen kopiëren en die domweg toepassen. 'Het is erg zoeken naar mogelijkheden'.

Om die reden nam de vermaarde Stuart Hart, onlangs tot hoogleraar benoemd aan de Universiteit van Tilburg, in 2000 het initiatief tot een Base of the Pyramid Learning Lab Network. Dit platform voor academisch onderzoek, ontwikkeling en innovatie helpt bedrijven met duurzaam ondernemen. In 2006 bundelden de Universiteit van Tilburg, de TiasNimbas Business School en Triple Value hun krachten en richtten een Nederlands BOP Learning Lab op.

VEEL TE LEREN
Het enorme financiële potentieel dat in deze markten schuilt - vier miljard armen hebben naar schatting vierduizend miljard euro te besteden -, is niet de enige reden dat bedrijven zich interesseren in 'de laatste markt'. Volgens Scheepens stimuleert het BOP-denken innovatie en kunnen 'wij' - westerse bedrijven - er dus veel van leren.

Neem de laptop van honderd dollar die door het MIT werd ontwikkeld. 'Die kan misschien niet alles wat jouw en mijn laptop kan, maar daar zit ook veel meer op dan ik snap', aldus Scheepens. 'En tussen de prijs die wij betalen voor een laptop en honderd dollar zit en middenweg'. En die vinden westerse consumenten wellicht interessant.

Een ander voorbeeld komt van internet. Onder het kopje 'Leapfrogging technology' wordt vermeld hoe in bepaalde delen van Afrika de computer wordt overgeslagen als middel tot het wereldwijde web. Dat de nieuwere telefoons dat ook konden is bekend, maar weinig mensen hebben om die reden de computer aan de kant gezet. Althans - nog niet.

ARMOEDE UITBANNEN?
Met vernieuwende manieren winst maken én armoede bestrijden - de ondertitel van Prahalads studie luidt: Eradicating Poverty Through Profits - klinkt veelbelovend. Maar met mooie woorden van de G8 en de Millennium ontwikkelingsdoelstellingen in het achterhoofd, is het de vraag hoe realistisch die belofte is.

Bij Triple Value denken ze van wel. Natuurlijk is dat voor 'de absolute onderkant' heel ingewikkeld. 'Maar alle armoede krijgen we niet weg met ontwikkelingshulp', stelt Scheepens. Natuurlijk zal ook niet iedereen evenveel profiteren, 'dat is duidelijk. De economische groei van Portugal is minder dan die van Nederland, mede omdat Portugal zo lullig in Europa ligt'.

Monika Aring, Director Global Workforce Development van The Conference Board, een internationale onderzoeksorganisatie naar economische ontwikkeling, is minder optimistisch.

Hoewel ook zij het werk van Prahalad en Hart van groot belang acht, vindt ze dat in Prahalads 'The Fortune at The Bottom of the Pyramid' te weinig aandacht besteed aan het creëren van werkgelegenheid aan de onderkant van de piramide. Alleen banen genereren kennis aan de onderkant van de piramide die essentieel is voor economische ontwikkeling, legt ze uit. Samenwerking met lokale markten zou volgens Aring prioriteit moeten hebben op het aanbieden van het goedkoopst mogelijke product, door middel van goedkope arbeid uit andere plaatsten van de wereld.

Aring illustreert het belang van werkgelegenheid met de voorspelling dat over zeven jaar 1,19 miljard mensen in deze wereld jong zijn en op zoek naar een baan. Zoals het er nu uit ziet, vertelt ze vanuit haar kantoor in Seattle, zal slechts dertig procent hen daarin slagen.

Gevolg: kinderen (in het verleden succesvol gevaccineerd) die dankzij microkredieten een opleiding konden genieten, kunnen als ze zijn afgestudeerd geen baan vinden. Resultaat: brain drain, vreest Aring. En dat is niet alleen slecht voor de betreffende landen, maar ook, op de langere termijn, voor het bedrijfsleven - mensen met een baan hebben nu eenmaal meer te besteden.

VRIJE MARKT EN OVERHEID
Johan Graafland, hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek in Tilburg (zie bronnen en achtergronden), vindt de visie van Aring 'nogal somber'. Wanneer bedrijven zich richten op de consumptiekant van de armen aan de onderkant van de globale markt, zal ook de productiviteit daar toenemen, stelt Graafland.

Wel stelt hij nadrukkelijk dat de coördinerende rol van overheden en NGO's van groot belang is. En dan met name in die gebieden waar basisvoorzieningen zoals wegen ontbreken. Graafland betwijfelt of de vrije markt daar oplossingen kan bieden.

Zoals hij in zijn recensie van Prahalads studie aangeeft (bronnen en achtergronden), vindt Graafland dat de succesverhalen daarin vooral betrekking hebben op landen waar al een bepaalde mate van ontwikkeling gaande is. De vrije marktwerking die Prahalad profeteert, werkt vooral op die plaatsen, meent Graafland.

En inderdaad: waarom zou een bedrijf willen investeren in de aanleg van wegen in een land waar slechts een paar procent van de bevolking een auto heeft?, vraagt Benjamin Mkapa, oud-president van Tanzania, zich af in de Tegenlicht-aflevering 'Jeffrey's aanpak: het einde van armoede?'.

OPTIMISTISCH
Graafland ziet daar een probleem waar de vrije markt niet direct een oplossing biedt. Wouter Scheepens is wat dit betreft optimistischer: de Indiase autofabrikant Tata is al bezig een auto van slechts 1500 dollar te ontwikkelen, vertelt hij. Met een microkrediet een reële optie voor de opkomende middenklasse.

Wel is ook Scheepens van mening dat het concept van Prahalad en de zijnen een nieuw concept is, waarvan het succes wordt bepaald door samenwerking met andere partijen. Zowel wat betreft het maken van winst, als het terugdringen van armoede.

'Het is geen wondermiddel', vult Graafland aan, maar het concept van Prahalad 'levert zeker een bijdrage aan economische groei'.