“Mijn vader was diplomaat. Als kind woonde ik in veel verschillende landen en zat ik op internationale scholen. Maar mijn gezin was zeer traditioneel; ik deed nooit mee met naschoolse activiteiten en in welk land we ook waren, traditionele feesten werden altijd gevierd.
Op mijn twaalfde was ik in New York. Daar zag ik de feministische beweging en voor het eerst in mijn leven besefte ik dat vrouwen een stem hebben. Toen pas wist ik dat ik rechten heb, als individu en als persoon.
Ik wist waar ik aan begon, toen ik me hier vestigde. Ik wist dat ik niet dezelfde mobiliteit zou hebben als elders, maar mijn hart ligt in Saoedi-Arabië. Ik heb een passie en een liefde voor dit land. Ik voel me deel van de samenleving, en ik voel dat ik een bijdrage kan leven aan de sociale ontwikkeling.
Saoedische vrouwen werken, sommigen zelfs aan de top. We zijn veerkrachtig, we kunnen ons aanpassen aan de situatie, toch functioneel zijn onder de omstandigheden. En we zijn enorm tolerant – we zitten allemaal in hetzelfde schuitje, moedigen elkaar aan, vieren elkaars successen. Dat is een prachtig verbond, en dat geeft kracht.
Globalisering heeft natuurlijk ook invloed op Saoedische vrouwen. Dankzij televisie en internet zien we mensen die op een andere manier leven. Maar dat wil nog niet zeggen dat we het westen gaan imiteren. De westerse media hebben een stereotype beeld van ons en vragen ons te moderniseren, ons als westerse vrouwen te gedragen. Maar wij zijn niet westers, wij zijn oosters.
We zijn trots op onze waarden. Als we gaan veranderen, moet dat vanuit ons eigen waardesysteem gebeuren – niet door druk van buitenaf. Jij zou toch ook niet willen dat ik als Arabische naar je toe zou komen en je zou zeggen dat je als ik moet zijn?
Globalisering brengt ook desegregatie met zich mee. In ziekenhuizen werken mannen en vrouwen al succesvol samen, we zien het gebeuren in de media en het bankwezen. De private sector is in dat opzicht sneller dan de publieke; we moeten ons op die eerste concentreren en zien hoe dat overgebracht kan worden op de publieke sector. Segregatie is steeds lastiger vol te houden, want de behoeften van vrouwen worden complexer. Een werkende vrouw heeft vervoer en onafhankelijkheid nodig.
We zien verandering. In Jedda bijvoorbeeld zijn de ministeries nu ook drie uur per week voor vrouwen toegankelijk. De transitie gaat misschien niet zo snel als we zouden willen, maar er is een beweging, vooruitgang. Voor mij is de mogelijkheid een ministerie binnen te gaan een feest. Dat is een recht dat ik nodig heb, en dan kan het me niet schelen op wat voor manier het gebeurt – zolang het maar open is.”