Schoonenboom: “Het begint eigenlijk allemaal met de islamitische revolutie in Iran van 1979. Die revolutie heeft een ontwikkeling in gang gezet die tot op de dag van vandaag voelbaar is. Een ontwikkeling die gekenmerkt wordt door een sterk antiwesterse retoriek en die bovendien heel intern gericht is. Het heeft de islam als politieke factor op de kaart gezet. Na het uiteenvallen van de Sovjet Unie heeft die ontwikkeling om zich heen gegrepen. In Joegoslavië is zichtbaar geworden hoe gevaarlijk het kan zijn als religie zich gaat manifesteren in politieke verhoudingen. In de jaren negentig heeft de WRR deze potentieel gevaarlijke ontwikkeling opgemerkt en leefde het idee al dat het belangrijk was hier eens uitgebreider naar te kijken. Na de aanslagen van 11 september 2001, het binnenvallen van Afghanistan en de Tweede Golfoorlog is de kwestie alleen nog maar urgenter geworden. Ook omdat binnen Nederland een grote islamitische minderheid leeft, waarbij de tegenstellingen alleen maar scherper leken te worden.”
“Doel van het onderzoek was op zoek te gaan naar de andere kant van het verhaal, naar positieve ontwikkelingen die kunnen bijdragen aan het matigen van de tegenstellingen tussen de Westerse en islamitische landen, maar ook het afzwakken van de grote interne geschillen tussen islamitische groeperingen onderling. Die positieve aanknopingspunten hebben we wel gevonden. En het is belangrijk dat die meer over het voetlicht getild worden. De repressieve maatregelen die door landen als Nederland genomen worden, resulteren in een toestand van semi-gemobiliseerd zijn. Het is begrijpelijk dat overheden met dit soort maatregelen de veiligheid op korte termijn willen handhaven. Maar voor de lange termijn werkt dit niet. Veiligheid op de lange termijn volgt uit een ontscherping van de bestaande tegenstellingen. Repressieve maatregelen werken op de lange termijn alleen maar averechts.”
“Een belangrijke bevinding uit het onderzoek is dat de regimes van islamitische landen er vaak alles aan doen om islamitische bewegingen die politiek actief willen worden, uit de politiek te houden. De regimes weten zich gesteund door de westerse wereld. Zo is er bijvoorbeeld een Europese beleidslijn ontwikkeld die begin jaren negentig in gang is gezet: het Euromediterrane partnerschap. De beleidslijn heeft ten doel democratie, mensenrechten en economie van de islamitisch mediterrane landen te bevorderen ondermeer door islamitische politieke partijen uit de regering te houden. De beleidslijn is in het leven geroepen vlak na de burgeroorlog in Algerije in 1991 die 200.000 burgers het leven heeft gekost. De burgeroorlog was het gevolg van verkiezingen waarbij een islamitische partij de grootste dreigde te worden. De verkiezingen zijn vervolgens ongeldig verklaard met de burgeroorlog tot gevolg. Het is begrijpelijk dat de Europese Unie van die situatie geschrokken is. Maar om vervolgens islamitische bewegingen zoveel mogelijk buiten het politieke proces te houden, is ons inziens geen juist besluit. Je moet islamitische bewegingen de kans geven zich politiek te manifesteren. Als ze eenmaal beleid moeten maken dan zullen ze daar meestal veel pragmatischer van worden. Want er moeten toch politieke beslissingen genomen worden. Er moeten bruggen geslagen om zaken op economisch vlak voor elkaar te krijgen.”
“Een voorbeeld waar je de emancipatie van een religieuze beweging hebt kunnen zien is Turkije. Daar zijn in het verleden vaker kleine islamitische partijen met radicale programmapunten opgestaan. Die hebben electoraal nooit veel bereikt. Totdat zij zich in een partij verenigden die geen uitgesproken islamitisch programma had, maar wel opereerde vanuit de islam. Daarmee hebben ze een programmatische slag gemaakt waarmee zij een veel groter deel van het electoraat aanspraken. Het is nu de grootste partij van Turkije.”
“Door islamitische groeperingen te weren uit het democratisch proces, maak je een hele grote groep mensen monddood en dat levert een voedingsbodem voor radicalisering. Hetzelfde gebeurt nu met de Hamas. Het is een islamitische beweging met een radicale achtergrond. Het is natuurlijk lastig om met een dergelijke groep te onderhandelen. Maar om bij voorbaat al te zeggen dat een gesprek onmogelijk is, is kortzichtig. Geef die beweging op zijn minst de gelegenheid om zich te ontwikkelen tot een politieke organisatie. Je weet nooit hoeveel ze bereid zullen zijn naar het midden op te schuiven. Je kunt vanuit de theorie niet bepalen met welke groepen er wel of niet te onderhandelen is.”
“De WRR pleit voor een internationaal beleid dat democratie durft in te zetten als vorm waarbinnen ook religieuze groeperingen een stem krijgen. Die ontwikkelingen moeten niet ontmoedigd worden, maar juist aangejaagd. Dat betekent ook dat we niet moeten reageren met het bekende gehuil als zich een islamitische politieke partij aan zou dienen in Nederland. Het gaat erom dat dan ook die personen die zich nu niet vertegenwoordigd zien in het politieke domein, een stem krijgen. En zich op die manier kunnen emanciperen. Daarnaast pleiten we met dit rapport voor een scherper onderscheidingsvermogen bij politiek en media voor wat er nu werkelijk gaande is in de islamitische wereld. Het is niet allemaal Al-Qaeda. Er zijn enorme verschillen tussen islamitische groeperingen. Er is een grote lacune in kennis en begrip tussen het Westen en de Arabische wereld, en daar is bilateraal nog een bijhoorlijke slag te slaan. Als Turkije straks lid is van de Europese Unie, dan krijgen we er ineens ook een heel stel nieuwe buren bij. Het beeld van een land als Iran bij de gemiddelde Europeaan is net zo scheef en vertekend als andersom. Je kunt je afvragen waarom er in Arabische landen vaak wel Amerikaanse universiteiten staan, maar geen Europese universiteiten. Het kan geen kwaad eens op onderzoek uit te gaan en de banden tussen Europa en die landen aan te halen.”