'De platte organisatie'. Nog niet zo heel lang geleden het mantra in de zakenwereld: minder hiërarchie en meer gelijkheid stond garant voor sneller, efficiënter en kostenbesparend werken. Wat dacht u in dat verband van meteen ook maar 'de platte wereld'? Werd de wereldeconomie decennialang bepaald door de hegemonie van VS, Europa en Japan -niet voor niets ook de grote militaire en koloniale machten-; nu groeit de gelijkheid met China, India, Brazilië, Rusland en bepaalde andere delen van Latijns-Amerika, Oost-Europa en Oost-Azië. Een enkeling waagt het zelfs al om Zuid-Afrika in het rijtje te zetten.
Het concept van een platte aarde stamt van 'topjournalist' Thomas Friedman (New York Times, Pulitzer Prize). Een bezoek aan Bangalore in India verbaasde hem en bracht hem tot de overtuiging dat de verschillen tussen de ontwikkelde landen en bepaalde delen van de emerging economies nu in rap tempo worden overbrugd. Hij trof immers in Bangalore de bekende bedrijventorens van de bekende topmerken (Microsoft, IBM, Goldman Sachs en Texas Instruments) met dito golfbanen en fitnessruimtes. Maar hij zag vooral ook de aangrenzende torens van Infosys, Tata en andere inheemse outsource companies, geleid door ceo's met exotische namen als Jaithirth, maar zich voorstellend als 'Hi, I'm Jerry'.
Friedman concludeert dat dit ergens gebeurd moest zijn 'terwijl wij [de Amerikanen] sliepen'. Nou ja, 'sliepen': de Noorderlingen hadden een paar jaar lang de handen vol aan de crash van de Nasdaq, de daarop volgende val van de Twin Towers, de strijd tegen Al Quaida, de inval in Irak en de kwestie islam - christendom. (Lees er, wat die jaren betreft, Friedman's eigen 'The Lexus and the Olive Tree' maar eens op na). Nu die rook wat is opgetrokken, lijkt hét thema voor de tweede helft van jaren nul te zijn: versnelde technologische globalisering en de economische gevolgen op wereldschaal.
Wie 'Even India Bellen' ooit zag in de VPRO-reeks DNW (zie rechts op deze pagina) zal er niet helemaal door verrast zijn, maar Friedman geeft extra betekenis aan een aantal processen door ze in de tijd te plaatsen en met elkaar te verbinden. Zo stelt hij vast dat er een volgorde zit in globalisering: eerst landen, dan bedrijven, dan individuen. Verder onderscheidt hij een tiental ontwikkelingen die tot een mondiaal 'level playingfield' hebben geleid, zeker op het moment dat er convergentie tussen deze 'platmakers' ging plaatsvinden: van Berlijnse Muur tot de intelligentste netwerken.
En Friedman weet vooral duidelijk te maken hoe het lot van eenieder op aarde langzamerhand verknoopt raakt met dat van andere wereldburgers. Welke Nederlandse vrachtwagenchauffeur had 30 jaar geleden de Poolse concurrentie al in de peiling? Welke Nederlandse suikerbietenboer wist toen hij begon dat Brazilië in potentie tegen lagere kosten een veel hogere opbrengst zou kunnen genereren? Maar inmiddels ook: elke persoon die in het rijke Noorden met computers werkt, krijgt in principe concurrentie van de op breedband aangesloten delen van de rest van de wereld. Sterker nog: werk dat over het net gestuurd kan worden, is elders te verrichten. En meestal goedkoper.
Dat brengt Friedman op een nieuwe tweedeling in de werkende (en ondernemende!) mensheid: de touchables en de untouchables. Zij die wel en niet kwetsbaar zijn voor/door deze ontwikkelingen. We kunnen het wel verklappen: onkwetsbaar zijn de zeer gespecialiseerden, de zeer localen, de briljanten en de permanent flexibelen. Het wordt langzamerhand tijd om te bedenken in welke categorie u valt.Want 'de globalisering van het individu' is in volle gang. En deze ontwikkelingen stoppen voorlopig niet: het boek wordt verkocht op de pakkende titel:" 'Kunnen onze kinderen nog concurreren met de rest van de wereld?'.
Dat kleeft wel aan boek: het wil op elke pagina alarmerend zijn. Je zou er dus auteurs als Richard Sennett of Ulrich Beck of Jeremy Rifkin naast moeten lezen