Ik zie verzorgende teamleiders die worden verscheurd. De moed zakt hun in de schoenen bij wéér een nieuwe bezuinigingsronde. Maar ze slikken hun tranen weg en gaan er weer tegenaan. Ik zie verzorgenden die worden verscheurd. Ze vinden dat de ondergrens van het betamelijke al lang geleden overschreden is. Maar hun liefde voor de bewoners en voor het beroep houdt ze toch op de been. Ik zie vrijwilligers die worden verscheurd. Aan de ene kant vinden ze het waardevol om een antiek begrip als ‘charitas’ nieuw leven in te blazen. Maar aan de andere ontbreekt bij hen de kennis om op een adequate manier voor de complexe bewoners te zorgen. Ik zie een systeem dat wordt verscheurd. Een systeem waarvan een staatssecretaris zegt dat ze er absoluut niet van overtuigd is dat geld het probleem vormt. Terwijl leden van de Tweede Kamer roepen dat de maat vol is. Een systeem waar een inspecteur roept dat het beter moet. Zonder dat hij oog lijkt te hebben voor de onoplosbaarheid van de problemen. Zoals je een zweep haalt over een uitgemergeld paard.
Ik zie een verscheurde ouderenzorg. Bij iedereen staat het water zo ver aan de lippen dat men alleen nog maar bezig is met overleven. Ik zie onmacht, gebrek aan solidariteit, gemis aan visie.
Tegelijkertijd zie ik mensen die mij tot op het bot weten te raken. Bewoners die ondanks hun ouderdom en dementie nog fierheid en innerlijke kracht uitstralen. Liefdevolle verzorgenden die zich dagelijks een slag in de rondte werken. En die met dat ene moment van geluksbeleving weer een hele dag verder kunnen. En een grijze directeur met rode ogen die - als een rietstengel - bijna breekt, maar die uiteindelijk toch nog iets verder doorbuigt.
Ik zie de ouderenzorg van Nederland. Verscheurend en ontroerend tegelijk.
Bas Vogel, verpleegkundige