Leve de monoculturele rechtsstaat
Waar begint en eindigt Nederland? In Marokko of in de Antillen? In Marokko heerst een andere rechtsorde dan in Nederland en in de Antillen heerst weliswaar de Nederlandse rechtsorde, maar niet de Nederlandse cultuur. Het multiculturele paradigma daagt de Nederlanders uit om de grenzen van hun ethos aan te duiden.
Het antwoord van het politieke en wetenschappelijke establishment luidt: Wij zijn de facto een multiculturele samenleving. Hier is sprake van normatief ideologisch denken dat de feiten als norm construeert. Het multiculturele paradigma wordt ons opgedrongen als norm. Multiculturalisten zijn een soort postmoderne tirannen die met morele terreur en schijn kosmopolitisme een aparte samenleving willen oprichten. Wie protesteerde, werd gedemoniseerd als rechts of extreem rechts. Onder Paars leken ze te slagen. Pim Fortuyn bracht dit proces aan het wankelen met zijn verbale geweld.
Kan een liberale en democratische samenleving die is gebaseerd op rechtstatelijke beginselen, een ideologische invulling krijgen? Nee. De Franse filosoof Claude Lefort schreef al dat de plaats van de macht symbolisch leeg is. Niemand heeft serieus onze samenleving als katholiek, protestant, humanistisch, communistisch dan wel vegetarisch willen bestempelen. Niemand haalt het in zijn hoofd om op grond van het feit dat hier veel katholieken wonen, de Nederlandse samenleving als een katholieke samenleving te willen inrichten.
De Nederlandse Grondwet vormt een soort omheining van onze samenleving zonder daarvan een inhoudelijke beschrijving te geven. De Grondwet van een burgerlijke samenleving is de minimale grammatica van de politieke orde, waarbinnen wetten en rechtspraak maatschappelijke conflicten en belangen beslechten.
Amerika was het eerste land dat zichzelf gestalte gaf middels een integratieproces op basis van recht en politiek. De bewoners van de Nieuwe Wereld waren allemaal vreemdelingen en wisten dat ze slechts in vrede met elkaar konden samenleven als ze de voorwaarden konden formuleren waaronder ze elkaar als vrije en gelijke burger erkenden. In deze context is het te begrijpen waarom de founding fathers van de Verenigde Staten als eersten de rechten van de mens hebben afgekondigd. Dat heeft van vreemdelingen burgers gemaakt.
De aantrekkingskracht, glorie en ongekende mogelijkheden van de Nieuwe Wereld lagen besloten in het woord monocultuur. Kern daarvan zijn het Engels en de Grondwet. Je kunt elkaar pas als gelijke en vrije burger erkennen wanneer dat gebeurt zonder tussenkomst van een tolk. Het Nederlands is onze constitutionele taal, waarin de rechten en plichten van burgers en overheid zijn vastgelegd – alle andere zijn particuliere talen. De allochtoon die Nederlander wordt, moet aanvaarden dat zijn moedertaal niet de publieke, constitutionele taal is.
De Grondwet kan nooit een multicultureel rechtskarakter hebben, anders zou hij niet kunnen functioneren als het kader waarbinnen mensen, afkomstig uit verschillende rechtsordes en rechtsculturen, hier naast elkaar kunnen leven. De neutrale Grondwettelijke beginselen geven de burgers de ruimte en de mogelijkheid om divers en zelfs tegenstrijdig te zijn. De liberale samenleving is wel een pluriforme, maar niet een multiculturele orde. Veel moslimgastarbeiders moeten de tolerantie die hoort bij die pluriformiteit nog leren en aanvaarden, omdat zij dit noch van de koran, noch van de kalief hebben meegekregen. Niet de Nederlander, maar de nieuwkomer moet zich aanpassen – de Nederlander heeft zich allang onderworpen aan de mogelijkheidsvoorwaarden van deze samenleving.
Het burgerschap is sinds Aristoteles het wezen van de politiek. Artikel 2 van de Grondwet maakt een onderscheid tussen burger en vreemdeling. Het begrip allochtoon komt daarin niet voor, maar toch gebruiken politici, beleidsmakers en een enkele keer de wetgever het woord allochtoon als een nieuwe categorie, naast de twee genoemde Grondwettelijke categorieën. Zo wordt de inwoner van de multiculturele samenleving iets tussen de vreemdeling en het eigene, tussen de mens en de burger, tussen gezonde en zieke.
De multiculturele samenleving lijkt op een gevangenis met eigen allochtone cipiers, hulpverleners en religie. En aan wie moet de allochtoon dan loyaal zijn? Aan zijn uitvinders: de gemeenschap van hulpverleners, onGrondwettelijk handelende politici, zijn religie (de islam), en de godfathers van alle allochtonen, te weten D66, GroenLinks en de PvdA.
Onze burgerlijke samenleving beschikt niet over een bovennatuurlijke ankerplaats die door iedereen en op dezelfde wijze kan worden gedeeld. Er is geen God of koning die de onderlinge verbondenheid kan representeren. De publieke identiteit is dat formele ‘wij’ dat alleen kan bestaan bij de gratie van een stabiel maatschappelijk fundament. De Grondwet en het daaruit voortvloeiende burgerschap vormen naar mijn mening het maatschappelijke fundament, of verdrag, waardoor een publieke identiteit kan ontstaan. Dat was nu juist de intentie van de vaders van de Amerikaanse Grondwet, die de tekst van de Constitutie openden met ‘We the People of the United States of America.’ Dat betekent nog steeds: ‘Wij die op grond van de Constitutie elkaars landgenoten zijn.’ De Grondwet houdt een belofte jegens elkaars burgerschap in, een wederzijdse belofte.
Ik heb de belangrijkste beslissing over mijn leven per post gekregen, namelijk mijn Nederlandse burgerschap. Het was niet meer dan een administratieve brief, ondertekend door Nawijn, toen directeur Immigratie en Naturalisatiedienst, namens staatssecretaris Kosto en namens de Koningin. Een diep gevoel van schaamte en teleurstelling temperde mijn vreugde. Het moment van burgerschap moet uit respect voor zowel de nieuwe burger als voor de Grondwet worden geritualiseerd. Wie het Nederlandse burgerschap aanvaardt dient, tenzij het onmogelijk is, tevens afstand te nemen van alle andere rechtsordes. Dit laatste wordt niet vereist en daardoor is het niet onbegrijpelijk dat bijvoorbeeld de Marokkanen niet in Nederland maar in Marokko investeren, dat ze vooral loyaal zijn aan de islam en niet aan de Grondwet. In de meeste gevallen weten ze niet eens wat de Nederlandse Grondwet inhoudt.
Staatsburgerschap kan niet worden vervangen door de vage begrippen als transnationalisme. Een transnationalistisch land is een attractiepark waar het gemeenschappelijke ontbreekt. Daar bivakkeren de toeristen, die je vooral moet respecteren en de weg moet wijzen. Maar alleen de burgers van een polis kunnen een kosmopolitische wereld ontdekken, want wie zich nog niet de fundamentele ervaringen van burgerschap van een polis eigen heeft gemaakt, kan niet een kosmos van een nog grotere polis ontdekken. Het edelste en hoogste wat een mens heeft, is het burgerschap. Maar dat horen we hier te weinig. Burgerschap was niet het vertrekpunt van het regeerakkoord. Daardoor ontbreekt een samenhangende visie op integratie, op de emancipatie van moslimmannen en op vrouwen van de politieke islam, en op de opheffing van de multiculturele samenleving met haar apartheid.
Na de opkomst van Fortuyn beweerden politici, journalisten en zelfs het liberale establishment dat ze niet of nauwelijks op de hoogte waren van onvrede bij de burgers. Dit is niet verwonderlijk omdat de journalistiek en de wetenschap (uitzonderingen daargelaten) de multiculturele en islamitische vraagstukken niet kritisch benaderden. Vaak worden middelmatige personen als hoogleraar benoemd op het gebied van multiculturalisme, en uiteraard waren deze personen zelfs een onderdeel van de multiculturele industrie. Daarom is een kritisch wetenschappelijke analyse uitgebleven. De kudde graasde gelukkig en volgzaam naar een glorieuze multiculturele toekomst.
Wat heeft ons de multiculturaliteit opgeleverd? De multiculturele samenleving is een drama, een gijzelingsdrama. De Hollandse mensen zijn gegijzeld door linkse moralisten, die elke bezorgdheid en kritiek aan het adres van allochtonen kwalificeren als racisme of onderbuikgevoelens. En links op zijn beurt is, volgens Hirsi Ali, gegijzeld door de moslimconservatieven. Daarom schreef NS conductrice Van Hoorn aan burgemeester Cohen van Amsterdam: ‘Er is veel angst onder de mensen, en niet zoals premier Kok naar voren doet komen dat er alleen angst is bij moslims, maar ook bij de Hollandse mensen.’
Is er een grond voor die angst? Laten we kijken naar een aantal feiten. Een op de vier verdachten van twaalf tot vijfentwintig jaar is geboren in het buitenland, en onderzoekers naar jeugdcriminaliteit verwachten dat ‘voorlopig de niet westerse allochtonen een disproportioneel hoge bijdrage aan de criminaliteit in Nederland zullen leveren.’ Vergeleken met Duitsland doen de allochtone scholieren het aanzienlijk slechter. De werkloosheid onder allochtonen is vier keer zo hoog als die onder autochtonen. In 1998 was in Nederland zevenenveertig procent van alle bijstandsontvangers migrant. Nog vóór 2015 zal in de Randstad de meerderheid van de bevolking bestaan uit allochtonen. Per jaar komen ongeveer veertigduizend personen op grond van gezinshereniging of gezinsvorming Nederland binnen, met opnieuw eerstegeneratieproblemen. Er wonen ruim achthonderdduizend moslims in Nederland, voor wie bijna vierhonderdvijftig moskeeën beschikbaar zijn, en daar is het fundamentalisme in opmars. De commotie rond Hirsi Ali maakte duidelijk, althans voor wie het wil zien, hoe sommige moslimgemeenschappen tegen mensenrechten, tegen emancipatie en intolerant zijn.
Dit zijn geen geringe problemen. Dus moeten we mevrouw Van Hoorn gelijk geven in haar angst. De linkse leuze ‘stop angst, herstel vertrouwen’ is het verkeerde antwoord. Het is onze burgerplicht ons te verdiepen in die angst en de oorzaken ervan te bestrijden.
De moslimallochtonen zullen wel met het verwijt komen: Jullie willen ons zwart maken. Waarom zijn de Nederlandse moslims Nederland niet dankbaar? De gastarbeiders zijn, in vergelijking met het land van herkomst, goed behandeld. Ze hebben toegang tot alle sociale voorzieningen en het arbeidsrecht. Maar de schuld voor dat gebrek aan dankbaarheid ligt niet bij de gastarbeiders of hun kinderen. De schuld ligt bij de hulpverleners. Die maken allochtonen tot patiënten en zwakkeren, tot leden van het nationale symfonieorkest van zieligheid en ziekte.
En de allochtonologen zullen wel zeggen: De zwarten moeten niet witgewassen worden. Ze vinden dat we de komst van zwarte steden niet moeten tegengaan, dat we de moslimkinderen van dit land een toekomst kunnen onthouden, dat we willens en wetens toekijken hoe zich in Nederland de eerste Europese Gazastrook gaat ontwikkelen.
Nederland bouwt vrolijk aan een nieuwe zuil van moslims. Neem de Wet overleg minderheden, uit 1997. Volgens deze wet moet de minister over beleidsvoornemens ten aanzien van de integratie van minderheden ten minste drie keer per jaar overleg voeren met een samenwerkingsverband, dus met belangenorganisaties. Maar is de integratie van nieuwkomers als Nederlandse burgers of als vreemdeling een particulier belang? Het lijkt op een terugkeer naar de middeleeuwen: een publieke, Grondwettelijke zaak wordt geparticulariseerd en de indruk wordt gewekt dat deze organisaties, die door de minister worden geselecteerd en vaak worden gesubsideerd door de staat, alle allochtonen zouden representeren. Een mooi voorbeeld van hoe zoiets kan lopen, was het overkoepelend orgaan voor moslims dat een paar jaar geleden is ingesteld door toenmalig minister Van Boxtel. Voortaan zou de Turkse moskeebeheerder Haci Karacaer (PvdA) met de Marokkaanse Mohammed Sini (ook PvdA) en een leger van nichten en neven van EI Moumni de moslims vertegenwoordigen. Maar op die manier worden moslims buiten de democratie geplaatst en wordt het feodale stelsel van het islamitische rijk hier gelegaliseerd. Het is bespottelijk. Moeten we dan ook onder leiding van kardinaal Simonis een overkoepelend politiek orgaan voor katholieken oprichten? Waarom zouden we het parlement dan niet opheffen en het land laten besturen door talloze belangenorganisaties?
De overheid zou alle subsidies moeten opheffen en het beschikbare geld moeten inzetten voor concrete, gemengde projecten op wijkniveau, voor onderwijs aan allochtone kinderen, voor het wegwerken van werkloosheid en het stimuleren van allochtone studenten. De wetgever moet zo snel mogelijk de wet op het Nederlanderschap aanpassen. Dubbele loyaliteit moet worden afgeschaft en de integratiemaatregelen moeten in het licht van het bevorderen van een constitutioneel besef worden herzien. Het moet afgelopen zijn met dat naïeve optimisme van het afwachten. In onze geglobaliseerde wereld bestaat behoefte aan normatief staatsdenken over het burgerschap. We moeten alleen werken met de twee Grondwettelijke categorieën van vreemdeling en burger. Vreemdeling en gastheer moeten zich gedragen volgens de wetten van gastvrijheid – de burger moet zich gedragen als drager van een traditie en hoeder van zijn land.
Integratie is een rechtsgoed dat de overheid op alle mogelijke manieren, dus ook strafrechtelijk, moet beschermen. Een moskee, een imam of een buitenlandse organisatie die de integratie belemmert dan wel bewust saboteert, moet door de overheid worden bestreden. De mislukte integratie is niet in de eerste plaats te wijten aan de vreemdelingen, zij is vooral te wijten aan het cultuurrelativisme van de autochtone meerderheid. Paul Cliteur beschrijft in zijn boek Moderne Papoea’s – Dilemma’s van een multiculturele samenleving magnifiek in welke gecompliceerde toestanden de Nederlandse cultuur komt te verkeren wanneer Nederlanders haar niet willen hanteren als vertrekpunt, als het leidende licht. Nederland is een gastvrij en mooi land met een prachtige taal waarop we het trots mogen zijn. Om de democratische traditie en in zekere zin Nederland als zodanig te kunnen doorgeven aan toekomstige generaties, moeten we ons bezinnen op de grondprincipes van dit land. De multiculturele samenleving wordt ten grave gedragen. Lang leve de gewone samenleving: de Nederlandse rechtsorde.