Maar door alleen maar een toevallige samenloop van omstandigheden word je niet achtereenvolgens hoogleraar, minister van Financiën, president van de Nederlandsche Bank en uiteindelijk de eerste president van de ECB. Uit de biografie die Bruno de Haas en Cees van Lotringen dit jaar schreven komt Duisenberg dan ook vooral naar voren als een zeer intelligente man die niet zozeer beschikt over buitengewone analytische vaardigheden, maar vooral over een groot sociaal improvisatietalent. Een kort overzicht van de carrière van de Friese volksjongen die Mister Euro werd.
Wim (Willem) Duisenberg werd op 9 juli 1935 in Heerenveen geboren. Nadat hij de HBS had voltooid ging hij naar Groningen om daar aan de universiteit Algemene Economie te gaan studeren. De keuze voor economie was geen bewuste, maar 'een kwestie van afstrepen', zei Duisenberg ooit in een interview. Hij had na zijn HBS geen duidelijke voorkeuren en besloot 'ergens tussen zijn mondeling en schriftelijk examen' dat het economie zou worden. Het vakgebied lag hem goed, want na vier jaar rondde hij de studie cum laude af.
Direct daarna startte hij zijn dissertatie. Aanvankelijk was zijn onderwerp het 'tijdsaspect in de economische analyse' maar toen hij erachter kwam dat een Fransman al met dat onderwerp bezig was moest hij op zoek naar wat anders. Het werd een onderzoek naar de economische effecten van de ontwapening. 'Stom toeval', zei Duisenberg over de keuze van dat onderwerp. Het was geen bevlogen keuze van een linkse idealist, dat is Duisenberg nooit geweest, maar zuiver pragmatisme. Ontwapening was goed voor de economie, dat kon je goed uitrekenen. Niet zozeer de inhoud van zijn dissertatie deed ertoe, maar het feit dat hij in relatief korte tijd kon promoveren.
Via het relatienetwerk van zijn hoogleraren komt Duisenberg vervolgens in Washington terecht. Daar zou hij vier jaar werken als stafmedewerker bij het Internationaal Monetair Fonds. Hij dwingt in Washington respect af door zijn inhoudelijke kwaliteiten en zijn overkomen; naar verluidt werd hij regelmatig aangezien voor een lid van de Kennedy-familie. Na de Amerikaanse jaren keert Duisenberg terug naar Nederland waar hij gevraagd wordt voor een hoogleraarschap aan de Universiteit van Amsterdam. Die positie blijkt achteraf de springplank voor het verdere verloop van zijn carrière.
Het kwam door Hans van Mierlo dat Duisenberg in 1972 werd gevraagd om plaats te nemen in het schaduwkabinet van Joop den Uyl. De fractievoorzitter van D66 kende hem van bijeenkomsten waarin financieel specialisten met elkaar spraken over het sociaal-economisch beleid. Toen Den Uyl op zoek was naar een geschikte kandidaat voor de post van minister van Financiën vroeg hij Van Mierlo om advies. Een beetje pesterig antwoordde Van Mierlo dat Wim Duisenberg voor een PvdA-man zulke verstandige taal uitsloeg. Den Uyl raakte in gesprek met Duisenberg en de twee kwamen tot een akkoord.
Een moeizame periode was het gevolg. De bevlogen socialist Den Uyl botste vaak met de rationele sociaal-democraat Duisenberg, die niet te beroerd was om toenadering tot ondernemers te zoeken of te wijzen op de noodzaak van winst als motor van de economie. Terwijl Den Uyl de overheidssector almaar wilde uitbreiden om banen te scheppen, pleitte Duisenberg als minister juist voor het terugdringen van de overheidsuitgaven om de economie er weer bovenop te helpen.
Nadat de regeringsperiode van Den Uyl in 1977 een eind was gekomen kwam Duisenberg in de Tweede Kamer terecht. Die functie beviel hem allerminst; hij vond zijn rol 'te passief' en ging al snel op zoek naar een andere baan. Zijn nieuwe werkgever werd de Rabobank, waar hij aan de slag ging als directielid. 'Kiezersbedrog', vond Joop den Uyl die in een open brief aan hem schreef: 'Die overstap vraagt, hoe respectabel ook, meer afstand dan je betracht.'
Duisenbergs verblijf bij de Rabobank was maar van korte duur, want twee jaar later trad hij toe tot de directie van De Nederlandsche Bank. Een aanstelling die hem op het lijf was geschreven. Meer nog dan zijn voorganger Jelle Zijlstra volgt Duisenberg het beleid van de Duitse centrale bank, en trekt zich daarbij steeds minder aan van de standpunten van met name de linkse partijen in Den Haag. Wanneer de regering in 1983 beslist om de revaluatie van de Duitse Mark niet te volgen, besluit Duisenberg eigenhandig om de gulden en de Duitse mark voortaan onlosmakelijk aan elkaar te koppelen. Duisenberg gaat een strak monetair beleid voeren, vooral gericht op het bedwingen van de inflatie. Dat klonk de Duitsers als muziek in de oren en gaf Duisenberg als bankier de reputatie van de ‘vleesgeworden stabiliteit’.
Het was dan ook de president van de Duitse Bank, Hans Tietmeyer, die vond dat Duisenberg in 1996 president moest worden van het Europees Monetair Instituut, de voorloper van de Europese Centrale Bank. De meeste Eurolanden waren het daarmee eens, behalve Frankrijk. President Chirac vond dat de eerste president van de ECB een Fransman moest zijn. Luxemburg stelde voor om tot een compromis te komen: Duisenberg zou in plaats van de in het Verdrag van Maastricht afgesproken periode van acht jaar, slechts vier jaar de positie vervullen.
Daarna zou het de beurt zijn aan Jean-Claude Trichet, de toenmalige directeur van de Franse Centrale Bank. Probleem was dat de termijn van acht jaar wettelijk was vastgelegd, de president moest worden benoemd voor de hele termijn. Duisenberg kon alleen aangeven dat hij, vanwege zijn leeftijd, uit zichzelf zou weggaan op een bepaald punt. Dat moest hij dan maar beloven, vonden de Fransen, en dat deed hij uiteindelijk ook. In de nacht van 2 mei 1998 las Duisenberg aan de regeringsleiders van de EU een verklaring voor dat hij zou aanblijven tot alle Europese munten ongeldig zouden zijn geworden, zonder daarbij een concrete datum te noemen. De Fransen gingen akkoord. Wim Duisenberg kon beginnen aan de kroon op zijn imposante carrière.
_________________
In juni 2003 verscheen de biografie ‘Wim Duisenberg - Van Friese volksjongen tot Mr. Euro’, door Bruno de Haas en Cees van Lotringen. Uitgeverij Business Contact, ISBN 9060118987