Hoe ben je op dit onderwerp gekomen?
Het viel me op dat er vaak berichten in de krant verschenen over verkrachtingen in Zuid-Afrika – gruwelijke verhalen over kinderen en zelfs baby’s. Zoals velen vroeg ik me af wat er daar toch in godsnaam aan de hand was. In een buitenlandse krant las ik eind 2002 een artikel over de mars die mannen in Johannesburg hadden georganiseerd tegen het geweld en de verkrachtingen van vrouwen. Dat vond ik opvallend, naast alle negatieve berichten die we hier lezen over de toestand in Zuid-Afrika zat er een positief aspect in. Vanuit de zwarte mannelijke gemeenschap zelf werd nu actie ondernomen, dat was een nieuwe ontwikkeling. Eigenlijk heb ik toen besloten om met het onderwerp aan de slag te gaan en te proberen het verhaal vanuit die mannenorganisaties te vertellen.
Hoe ben je met de mensen in de film in contact gekomen?
In eerste instantie zijn we op het internet op zoek gegaan naar organisaties die zich met de problematiek bezig houden, en kwamen vrij snel met twee organisaties in contact: ‘Men for Change’en ‘South Africa Men’s Forum’, beide gevestigd in Johannesburg. Researcher Sylvia Brens, die als correspondent in Johannesburg werkt, is toen met de vertegenwoordigers van die organisaties gaan praten en dat klikte goed. Zo zijn we in contact gekomen met Ozee Phiri en Mbuyisela Botha, die beide uitgebreid in de film zitten. Na een paar gesprekken bleken zij graag mee te willen werken aan onze film. Dat kwam vooral omdat wij ze direct duidelijk gemaakt hebben dat we niet slechts de horrorkant van het verhaal wilden belichten, maar dat we eigenlijk vooral het verhaal wilden vertellen van de mannen die proberen wat aan de situatie te veranderen.
Het is opvallend hoe openhartig de meeste mannen in de film over hun daden en hun gevoelens praten, hoe ben je erin geslaagd hun vertrouwen te winnen?
Dat kwam vooral omdat we steeds samen met mensen van de mannenbeweging op pad zijn gegaan. Vooraf was ik bang dat ik niemand zou vinden die voor de camera zijn ideeën over vrouwen wilde toelichten, of over zijn daden wilde praten. Maar dat viel mee omdat Botha en Phiri in de Townships al redelijk wat vertrouwen hebben gewonnen. Ik heb eigenlijk nauwelijks direct met de mannen in de Townships gepraat, maar hun verhalen geregistreerd via tweegesprekken tussen de mannen van de mannenbeweging en de daders. Dat bleek het beste te werken.
De film wordt vrijwel helemaal verteld vanuit een mannelijk perspectief, slachtoffers van de verkrachtingen of vrouwelijke hulpverleners komen niet aan het woord. Waarom heb je daarvoor gekozen?
Het is niet zo dat vrouwen geen rol spelen in het preventieproces, vrouwen zijn in Zuid-Afrika al veel langer bezig met hulp en voorlichting aan zowel slachtoffers als daders van verkrachtingen, maar het probleem is dat hun boodschap vaak niet goed aankomt. Er wordt door de zwarte mannen gewoon niet zo goed naar die vrouwen geluisterd. Daarom is het werk van de mannenbeweging ook zo belangrijk, het is een essentiële factor is voor échte vooruitgang op dit gebied. Mannen spreken makkelijker met elkaar over hun gevoelens en ideeën, zijn wat opener naar elkaar. Dat zie je terug in de gesprekken in de documentaire. Tijdens de opnamen werd de camera snel vergeten en gingen mannen heel openhartig met elkaar in discussie.
Heb je het idee dat het werk van organisaties als Men for Change effect heeft?
Nou, het is nu nog duidelijk een gevecht van David tegen Goliath, mannen als Mbuyisela Botha staan echt voor een hele zware opgave en hebben het vaak erg moeilijk. Tot nu toe is het helaas nog niet zo dat grote groepen mensen zijn bekeerd, de criminaliteit in Zuid-Afrika en het aantal verkrachtingen zijn nog steeds schrikbarend hoog. Maar er is in elk geval een begin gemaakt met de strijd tegen de verkrachtingen, daarop kun je verder bouwen.
De overheid komt in de film nauwelijks aan bod, welke rol spelen zij in de aanpak van de verkrachtingsproblematiek?
Die is zeer minimaal. President Mbeki zegt in de film wel mooie woorden, maar daar blijft het tot nu toe bij. Organisaties die zich bezig houden met voorlichting en preventie krijgen nauwelijks geld. Botha vertelde me dat hij al vijf jaar geen vast inkomen heeft, hij leeft van het geld dat zijn vrouw als onderwijzeres verdient. Ook Men for Change, de organisatie van Ozee Phiri, zit voortdurend in geldnood. Toen wij er waren was het zelfs de vraag of de organisatie het komende jaar nog haar werk voort kan zetten.
Dat is op dit moment dan ook één van de grootste problemen. Er zijn nu nog te weinig financiële middelen om echt verandering teweeg te kunnen brengen. Hopelijk vinden ze nieuwe geldstromen om hun werk te kunnen blijven doen, het zou mooi zijn als deze film daar wat aan zou kunnen bijdragen. Ik hoorde dat Novib binnenkort een bezoek brengt aan de organisatie van Botha, dus wellicht dat hij met buitenlands geld weer een tijdje vooruit kan.