Jarenlang werd Joegoslavië bijeen gehouden door president-dictator Tito, die in functie bleef van 1945 tot aan zijn dood in 1980. De deelrepublieken Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro, Kroatië, Macedonië en Slovenië vormden samen een socialistische federatie, maar het ging fout toen Slovenië en Kroatië zich op 25 juni 1991 onafhankelijk verklaarden. Als meest welvarende republieken wilden ze niet meer bij de armere republieken in de federatie horen. Nationalistische gevoelens zorgden ervoor dat Slovenië en Kroatië uit de federatie stapten. Aan de andere kant was nationalisme de reden dat Servië over de andere Joegoslavische staten wilde (blijven) regeren.
Serviërs die in Kroatië en Bosnië woonden waren bang hun rechten te verliezen als die landen onafhankelijk zouden worden; ze wilden daarom koste wat kost bij Servië blijven horen. In Kroatië werden door Kroatische Serviërs autonome gebieden uitgeroepen, in Bosnië zelfs de Servische Republiek. Bosnië-Herzegovina verklaarde zichzelf in 1992 onafhankelijk. De vijandelijkheden escaleerden tot een oorlog en het Bosnisch-Servische leger (dus Serviërs in Bosnië) veroverde daarop snel grote delen van Bosnië.
In april 1993 onstond ook tussen de moslims in Bosnië en de Kroaten oorlog. Er ontstonden veel verschillende fronten waar de bevolkingsgroepen met elkaar in oorlog waren: op een gegeven moment vochten moslims zelfs tegen moslims die zich bij Servië hadden aangesloten.
Eind 1995 werd het vredesakkoord van Dayton ondertekend waarin de moslims en de Bosnische Serviërs genoegen namen met elk de helft van Bosnië, waarmee de oorlog officieel afliep. Door het vele geweld tegen burgers heeft de Joegoslavische oorlog grote vluchtelingenstromen op gang gebracht. Samen met de ‘etnische zuiveringen’ leidde dit uiteindelijk tot precies datgene wat de internationale gemeenschap wilde voorkomen: dat de verschillende bevolkingsgroepen nu bijna geheel gescheiden verdeeld zijn over de nu onafhankelijke republieken.
Deelrepublieken met hun hoofdstad en bekendste leider:
Republiek: Servië en Montenegro (incl. Vojvodna & Kosovo)
Hoofdstad: Belgrado
Belangrijkste leider: Milosevic
Republiek: Kroatië
Hoofdstad: Zagreb
Belangrijkste leider: Tudjman
Republiek: Bosnië-Herzegovina
Hoofdstad: Sarajevo
Belangrijkste leider: Izetbegovic
Republiek: Slovenië
Hoofdstad: Ljubljana
Belangrijkste leider: Kucan
Republiek: Macedonië
Hoofdstad: Skopje
Belangrijkste leider: Kiro
Republiek: Servische Republiek
Hoofdstad: Pale
Belangrijkste leider: Karadzic