Door Frankrijk bijvoorbeeld. Dit land leverde eind jaren zeventig zonder problemen een complete kerncentrale aan het Irak van Saddam Hoessein. De levering was weliswaar niet precies waar Hoessein om had gevraagd. Eigenlijk wilde hij een plutoniumreactor zoals Frankrijk die zelf gebruikte voor de productie van kernwapens. Maar de Fransen wilden best een onderzoeksreactor bouwen. Frankrijk leverde er ook zo’n veertien kilo verrijkt uranium bij.
Maar de Israeli’s werden zenuwachtig van een kerncentrale in een vijandig land zo dichtbij. Tijdens de eerste golfoorlog wist Israel Iran zover te krijgen de reactor in aanbouw te bombarderen, maar de Iraanse Phantom jets richtten nauwelijks schade aan. In 1981 stuurde Israel daarom zelf straaljagers naar de Osiraq-reactor. Binnen anderhalve minuut na hun aankomst lag de Irakese onderzoeksreactor in puin.
Ook andere Europese landen hebben hun bijdrage geleverd aan de Irakese oorlogsmachine. De Canadees Gerald V. Bull, die eerder voor onder andere het Amerikaanse leger werkte, werd in Bagdad binnengehaald om te bouwen aan een Supergun. Dit is een gigantisch kanon dat in staat is om granaten (ook met nucleaire of chemische lading) duizenden kilometers ver af te schieten. De onderdelen voor dit wapen dat later is vernietigd door de wapeninspecteurs van de Verenigde Naties, werden gemaakt in onder andere Zwitserland, Engeland, Spanje en Nederland.
Maar ook Amerika blijft niet buiten schot. Eerder deze week maakte nieuwsdienst Reuters bekend dat het Amerikaanse Center for Disease Control and Prevention (sic) in de jaren tachtig ingrediënten voor biologische wapens aan Irak leverde. Zo werden onder andere Anthrax-bacteriën gestuurd naar laboratoria waarvan de VN wapeninspecties vaststelden dat ze onderdeel uitmaakten van het Iraakse biologische wapenprogramma. Irak heeft ook aan de VN toegegeven de Amerikaanse bacteriën te hebben gebruikt voor de productie van biologische wapens.