Hoe we de ‘slimme’ stad écht slim kunnen maken
In het hele land zijn gemeenten bezig met ‘verslimmen’. Maar hoe slim is een ‘slimme’ stad eigenlijk?
Tekst & beeld Diede van Ommen - 6 februari 2022
Er is tussen politieke instanties, lokaal en internationaal, een nieuw soort populariteitswedstrijd gaande waarbij de meest geïnnoveerde gemeente rijkelijk beloond wordt met geld en aandacht. De ‘slimste’ stad krijgt een plekje op de smart city expo, er wordt gevochten om de beste corona app en gemeenten willen razendsnel dataficeren.
Maar wat maakt een stad eigenlijk slim? Waarom willen we zo graag in een ‘slimme’ stad leven? En misschien nog wel belangrijker: voor wie is de stad slim?
'Slimme technologieën zijn niet neutraal'
wat maakt een stad slim?
Het klinkt goed: in een ‘slimme’ stad lost technologie de problemen van het moderne stadsleven op. Maar de term ‘slim’ is verraderlijk: het impliceert dat we dom blijven als we niet ‘verslimmen’. Met ‘verslimming’ lijkt eerder digitalisering te worden bedoeld. En voor sommige issues is digitalisering helemaal niet de slimste of best passende oplossing.
Een voorbeeld: in het Verenigd Koninkrijk moest een technische oplossing (het Lighthouse-project) ervoor zorgen dat alleen elektrische auto's in het centrum werden toegelaten. Stadsbewoners bleken echter meer te voelen voor minder auto's in de stad in het algemeen.
En hoe slim was het ‘intelligente’ algoritme van de belastingdienst, dat belastingbetalers onterecht beoordeelde als fraudeurs? Of we willen leven in een gedigitaliseerde stad is een hele andere vraag dan of we willen leven in een slimme stad.
een filter over de stad
‘Slimme technologieën zijn niet neutraal,’ zegt slimme-stad-onderzoeker Jiska Engelbert. Engelbert werkt voor het Centre of BOLD Cities, een samenwerking tussen Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit dat het perspectief van burgers en bestuurders in de 'slimme’ stad centraal stelt.
'Technologische processen maken de stad efficiënter en goedkoper, maar reduceren mensen, ruimtes en objecten in de stad ook tot datapunten. Data die niet zomaar bestaan, maar worden geproduceerd. Technologie is super fijn en handig’, zegt Engelbert, ‘maar we moeten ons veel meer bewust zijn dat het een filter over een stad legt: een idee van waar de stad voor is, en voor wie.'
Nog een voorbeeld. In de coronatijd ontwikkelden verschillende gemeenten apps die meten hoe druk het ergens is. Engelbert analyseerde die van Rotterdam, die gekoppeld is aan de locatie die mensen afgeven via buienradar-apps. De druktemeter suggereert alternatieve, rustigere plekken waar geconsumeerd kan worden. Mensen werden van het drukke plein Blaak naar een koffietentje om de hoek gestuurd. ‘Mensen die niet in de rij stonden voor koffie maar toch op die plek waren, bijvoorbeeld om een beetje te hangen, werden een soort ongenodigde gasten omdat ze er niet waren om geld uit te geven'.
Apps als deze zien mensen als automobilist of consument, maar bijvoorbeeld niet als hangjongere. 'Hangjongeren zijn minstens net zulke legitieme gebruikers van de publieke buitenruimte als mensen op terrassen van koffietentjes.' De druktemeter vult in waar de stad voor is: een plek voor consumptie en betaald vertier. Wie de technologie vormgeeft en wat die meet, is een politieke keuze. Die selectie vindt nu plaats bij de gemeente, bedrijven en smart city panels.
de juiste vragen stellen
Op grote Europese congressen, zoals de Smart City Expo in Barcelona, kunnen commerciële bedrijven hun pitch doen bij ambtenaren en zo een optie nemen op de innovatiebudgetten van de EU. Het ‘living lab’ in Scheveningen, waarbij onder andere lichtmasten met sensoren en een dynamisch bord met informatie over muisstromen werden geïnstalleerd, viel in 2021 in de prijzen. De gemeente Den Haag en het uitvoerende bedrijf Argaleo hebben zich zo ontpopt als pionier.
Volgens Engelbert krijgen bedrijven nog te veel vrij spel omdat ambtenaren en gemeenteraadsleden niet goed weten wat voor vragen ze moeten stellen. ‘Veel volksvertegenwoordigers denken: daar weet ik niks van, dat gaat over technologie. Dat wordt actief in stand wordt gehouden door de tech-industrie zelf, omdat het zo’n mate van expertise vereist dat je het wel moét uitbesteden.'
Engelbert is bij BOLD Cities bezig met het ontwikkelen van een democratische toolkit voor ambtenaren en lokale volksvertegenwoordigers. Hiermee worden ze uitgerust met een aantal fundamentele vragen over technologie zodat ze beter voorbereid zijn op aanbiedingen als die van het datacentrum van Meta in Zeewolde. ‘Bijvoorbeeld hoe je de mooie beloftes van techbedrijven als het bevorderen van werkgelegenheid, verbondenheid kunt factchecken. En heel simpel beginnen met vragen als ‘wie of wat wordt hier beter van?'
democratische technologie
Het gevaar van de focus op ‘verslimming’ is dat je de werkelijke kwesties die spelen in de stad in de beleving van haar inwoners, over het hoofd ziet.
Netwerk Democratie, een stichting voor democratische innovatie, zet zich in om het publieke belang in technologie voorop te stellen. ‘Er wordt soms nogal zwart-wit gedacht over digitale toepassingen. Mensen zijn voor of tegen. Maar het gaat er om welk doel het dient en hoe je de technologie implementeert. Pas dan kun je een oordeel vellen,' zegt ook co-directeur Tessel Renzenbrink.
Technologie inzetten om democratie te versterken. Dat doet Netwerk Democratie onder andere door gemeenten te ondersteunen met het implementeren van CONSUL, een open source technologie waarmee burgers zich online kunnen bemoeien met besluitvormingsprocessen. De gemeente Groningen werkt er al mee: op deze site kunnen buurtbewoners ideeën inbrengen, discussiëren en meestemmen over hun buurt.
Over toegankelijkheid zegt Renzenbrink: ‘iets wat heel duidelijk is geworden in ons onderzoek, is dat je niet alléén moet inzetten op een digitaal platform. Het moet altijd een hybride oplossing zijn.'
De focus op ‘verslimming’ overstemt de werkelijke kwesties die spelen in de stad
grenzen stellen: hoe doe je dat?
Volgens Renzenbrink zijn sommige steden al bewuster bezig met hoe je een digitale stad verantwoord vormgeeft. Zo kreeg het Tada! Manifest, een initiatief van het Amsterdam Economic Board, veel steun van de gemeenschap. In het manifest staan zes waarden over hoe je ethisch omgaat met data van de stad.
De ethische digitale stad is inclusief, open en transparant en, draagt bij aan de vrijheid van de bewoners. Bewoners hebben zeggenschap over de vormgeving van de digitale stad en de maatschappelijke gevolgen worden gemonitord. Daarnaast is de gegenereerde data gemeenschappelijk bezit.
'Via Tada iedereen meepraten over de ethische principes van de digitale stad', zegt Renzebrink: ‘Je haalt het gesprek uit de technische sfeer en kan het hebben over waar het werkelijk over gaat: hoe willen we dat onze stad er in de toekomst uitziet?’
Maar volgens Engelbert houdt het daar niet op. De stad Barcelona pakt het beter aan. Daar heeft het stadsbestuur via wettelijke kaders bedrijven als Uber en Airbnb sterk kunnen reguleren. Bewoners zijn er juridisch eigenaar van hun eigen data.
Nederland kan daar nog veel van leren, zegt Engelbert tot slot. ‘In Nederland wordt in het beste geval gesproken over spelregels, best practices en tada-principes. Alsof het iets is waar je je optioneel aan kan committeren om te laten zien hoe transparant je bent.'