Wat doe je als klimatoloog als je ziet dat de wereld vergaat, maar niemand écht ingrijpt? Voor Ernst-Jan Kuiper (33) is klimaatactivisme de enige rationele optie.
Wat doe je als klimatoloog als je ziet dat de wereld vergaat, en niemand écht ingrijpt? Voor Ernst-Jan Kuiper (33) is klimaatactivisme de enige rationele optie. Dit is zijn verhaal.
Als wetenschapper wordt er van je verwacht dat je onbewogen bent en dat je emotioneel afstand tot je onderzoeksgebied bewaart. Maar als klimatoloog wordt dat steeds lastiger, omdat de omvang van de klimaatcrisis snel toeneemt en er vrijwel niets tegen wordt gedaan.
Nieuwsberichten en wetenschappelijke artikelen zijn een constante herinnering aan het feit dat de menselijke beschaving al slaapwandelend op een ongekende ramp afkoerst. Klimaatverandering zit voortdurend in mijn hoofd, of ik nu boodschappen doe, in de trein zit of bij vrienden ben. Het is emotioneel zwaar, maar de meeste mensen om mij heen lijken zich totaal niet bewust van de naderende crisis.
Tekst loopt door onder afbeelding
Hoewel de invloed van menselijk handelen op het klimaat inmiddels algemeen wordt erkend, maken ontkenning en scepsis langzaam plaats voor de comfortabele illusie dat een soepele en geleidelijke energietransitie ons op een ‘veilige’ opwarming van 1,5 of 2 °C zal houden. Maar zo’n ‘veilig’ opwarmingsniveau bestaat helemaal niet en met het huidige beleid en de huidige toezeggingen zal deze veilig geachte opwarming bij lange na niet worden gehaald.
De mechanismen en gevolgen van klimaatverandering zijn al tientallen jaren bekend, maar wetenschappers die aan de alarmbel trokken, werden nauwelijks gehoord en de noodzakelijke maatregelen werden telkens weer uitgesteld. Inmiddels is de kans op een geleidelijke reductie van de uitstoot van broeikasgassen verkeken. Er is simpel weg geen tijd meer.
Dit verhaal van Ernst-Jan Kuiper komt uit het boek Nu het nog kan, samengesteld onder redactie van Eva Rovers in samenwerking met Extinction Rebellion Nederland. Met bijdragen van onder anderen Jan Terlouw, Urgendadirecteur Marjan Minnesma, voormalig commandant der strijdkrachten Tom Middendorp en vele anderen.
De aarde is al 1,1 °C opgewarmd sinds de industriële revolutie. Regionale klimaatsystemen, lokale bevolkingen en ecosystemen, vooral in het globale zuiden, ondervinden daar nu al ernstige gevolgen van. Het aantal en de omvang van bosbranden nemen sterk toe, noodweer wordt steeds heviger, er zijn steeds meer misoogsten, overstromingen en droogtes worden extremer, en hittegolven worden steeds dodelijker, met name rond de evenaar. In de komende decennia zal de stijgende zeespiegel laaggelegen eilanden onder water zetten en zullen vele kuststeden op termijn overstromen, wat zal leiden tot honderden miljoenen klimaatvluchtelingen.
Hoewel Nederland op korte termijn minder gevaar loopt dan landen als Bangladesh en Indonesië, zullen wij als laaggelegen delta op lange termijn waarschijnlijk ook de strijd tegen de stijgende zeespiegel verliezen. Intussen neemt de biodiversiteit in alarmerend tempo af en waarschuwen biologen dat we ons midden in een massa-extinctie bevinden die wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Snelle klimaatverandering verergert deze ecologische crisis en zal een steeds grotere groep mensen en ecosystemen treffen.
Nog verontrustender is het steeds grotere risico dat we enkele cruciale omslagpunten in het klimaatsysteem beginnen te naderen. Wanneer we deze omslagpunten passeren, kan dat niet-lineaire en zichzelf versterkende processen tot gevolg hebben waarbij belangrijke onderdelen van het klimaatsysteem destabiliseren.
Lange tijd werd gedacht dat deze omslagpunten alleen in de allerslechtste scenario’s gepasseerd konden worden, maar de bewijzen stapelen zich op dat zelfs bij een relatief geringe opwarming van 1 tot 2 °C bepaalde onderdelen van het klimaatsysteem kunnen destabiliseren. Wanneer een bepaalde drempel eenmaal is overschreden, worden de ijskappen van Groenland en West-Antarctica instabiel en kunnen we niet langer voorkomen dat ze afsmelten en dat de zeespiegel de komende eeuwen met vele meters zal stijgen.
Door de opwarming van de aarde begint ook de permafrost steeds sneller te smelten, waarbij enorme hoeveelheden broeikasgassen vrijkomen, wat weer aan verdere opwarming zal bijdragen. De bosbranden zoals we die recentelijk zagen in Siberië, de Amazone en Australië, leiden ook weer tot extra broeikasgassen in de atmosfeer, waardoor de kans dat ze zich opnieuw zullen voordoen alleen maar groter wordt.
Zulke omslagpunten zijn bijzonder gevaarlijk, want als ze eenmaal in gang zijn gezet, kunnen ze leiden tot onbeheersbare en zichzelf versterkende opwarming. Maar omdat wetenschappers deze zichzelf versterkende processen en omslagpunten nog niet volledig begrijpen, zijn ze grotendeels weggelaten of maar gedeeltelijk meegenomen in de scenario’s en prognoses die worden gebruikt voor het bepalen van klimaatbeleid.
Vele waarschuwingen uit de wetenschap en jaarlijkse klimaatonderhandelingen hebben geen significante verandering van deze ramkoers opgeleverd. Sterker nog, de wereldwijde uitstoot neemt nog altijd toe. Het veelgeprezen klimaatakkoord van Parijs, dat in 2015 werd ondertekend, is simpelweg onvoldoende. De daarin opgenomen ambitie om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5-2 °C is allesbehalve veilig, en al helemaal niet voor landen in het globale zuiden, die steeds vaker worden blootgesteld aan extreme weersituaties en voedseltekorten.
Bovendien legt het akkoord de landen die het hebben ondertekend geen specifieke uitstootbeperkingen op: ze zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen bijdrage, waartoe ze niet eens wettelijk verplicht zijn. Hun bijdrage is vooral berekend aan de hand van scenario’s die zijn gebaseerd op het rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) uit 2014, dat weliswaar aan de hoogste wetenschappelijke normen voldoet, maar dat twee belangrijke tekortkomingen bevat.
Zelfs wanneer alle landen op de wereld hun huidige uitstootdoelen zouden halen, zal de aarde in 2100 met zo’n 3 à 4 °C zijn opgewarmd. Daarmee stevent de mensheid af op een ecologische en humanitaire ramp van ongekende omvang. We moeten onze uitstoot vele malen sneller terugbrengen dan we nu doen, maar we liggen niet op koers.
De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen neemt jaar na jaar alleen maar toe, terwijl met hulp van subsidies en belastingvoordelen geïnvesteerd blijft worden in nieuwe infrastructuur voor fossiele brandstoffen. Er wordt steeds meer duurzame energie opgewekt, maar de toename van duurzame energie kan de wereldwijd stijgende energievraag nog altijd niet bijbenen.
Ook de Nederlandse overheid faalt in het doorvoeren van significante verandering. Zelfs de meest minimale doelstellingen die de overheid had gesteld, werden niet gehaald of werden pas gehaald na het aankopen van groene-emissiecertificaten in het buitenland. En dat terwijl het internationale luchtverkeer en de scheepvaart, die de laatste decennia beide enorm zijn gegroeid, niet eens in de nationale uitstootcijfers worden meegenomen.
De Nederlandse uitstoot per hoofd van de bevolking behoort tot de hoogste van de EU en is ruim dertig procent hoger dan het Europese gemiddelde, terwijl ons aandeel in duurzame energie het laagste van de hele EU is. Slechts 7,4 procent van de Nederlandse energie was in 2018 afkomstig van hernieuwbare bronnen, waarvan bijna tweederde werd opgewekt door het verbranden van biomassa die grotendeels uit het buitenland werd geïmporteerd.
De manier waarop we over de klimaatcrisis praten, heeft iets Orwelliaans. We praten erover alsof het in de toekomst zal plaatsvinden, terwijl er nu al overal ter wereld gemeenschappen worden getroffen. We feliciteren elkaar met langetermijndoelstellingen die ons op een catastrofale koers zetten. Activisten die voor radicale verandering pleiten, vinden we naïef en onrealistisch, terwijl degenen die door willen gaan op deze ramkoers worden gezien als realisten.
De natuur gaat ons allemaal aan het hart, maar we denken dat we niet te hard van stapel moeten lopen omdat we anders business as usual verstoren. Maar we kunnen ons business as usual helemaal niet meer permitteren. De kans om catastrofale klimaatverandering af te wenden wordt razendsnel kleiner. Het is tijd voor radicale verandering.
ERNST-JAN KUIPER (1988) behaalde een master in klimaatfysica en promoveerde op de dynamiek van ijs en ijsvervorming in de ijskap van Groenland, beide aan de Universiteit van Utrecht. Hij werkt bij BankTrack, een NGO die onderzoek doet naar en campagne voert tegen investeringen van de bancaire sector in onder meer de fossiele industrie. In januari 2019 sloot hij zich aan bij Extinction Rebellion Nederland.