Het grote geld van beleggers verandert van koers. Investeerders bewegen hun geld richting de duurzame wereld. Waar komt dat geld terecht? Deze vier bedrijven laten zien dat duurzaamheid en rendement hand in hand gaan.

De financiële wereld lijkt eindelijk wakker geschud. We naderen een toekomst die fossielvrij is en dat zien steeds meer beleggers nu ook. De mythe dat investeren in klassieke bedrijven (zoals kolen, gas, olie) een hoger rendement oplevert, lijkt na de coronacrisis voorgoed de wereld uit te zijn. Zo werden er tussen januari en juni 2020 meer duurzame beleggingsfondsen opgericht dan in heel 2019. 

'Ik kan tegenwoordig met cijfers laten zien dat duurzaam beleggen marktbreed extra rendement oplevert,’ zo zegt beleggingsexpert Wouter van Leusen van Stan&Wende desgevraagd.

Rob Bauer, hoogleraar institutioneel beleggen, ziet meerdere verklaringen voor de groene kanteling. Ondernemingen in duurzame sectoren draaien beter, maar daarnaast speelt juridische druk vanuit overheden een rol. Sinds de ondertekening van het Parijsakkoord in 2015 groeit de lijst met  duurzame verplichtingen. Bovendien streven alle bedrijven, ook de vervuilende, naar een groen imago. Onderzoek laat zien dat niet alleen beleggers, maar ook consumenten het belangrijk vinden dat firma’s een positieve bijdrage leveren. 

Genoeg redenen voor beleggers om hun portefeuille aan te passen aan de nieuwe tijdsgeest. Maar waar moet al dat rendement zoekend kapitaal naartoe?

Itske Lulof, directeur duurzame beleggingen bij Triodos Investment Management, ziet dat bepaalde sectoren langzaam maar zeker tipping points bereiken. De energiesector loopt sinds enige tijd voorop. Daar stroomt het groene investeringsgeld al binnen, zeker voor projecten met bewezen technologieën als wind en zon. De bouwsector komt daarna. De zware industrie, zoals chemie en transport volgt. Daar weer achter zitten de bedrijven die zich richten op circulaire productieketens. Biodiversiteit en natuurlijk kapitaal staan nog aan het begin. Hoe er in de toekomst geld moet worden verdiend met bossen, dieren, planten en ecosystemen is een wat meer onontgonnen terrein. Investeringen in die ontwikkelingen, komen nu op gang.

Waar gaan duurzaamheid en rendement hand in hand? Aan de hand van deze sectoren zetten we vier voorbeeldbedrijven voor je op een rij.

1. Siemens Gamesa

Duurzame windturbines 

Het gaat er al jaren over in het nieuws: de energietransitie. Fossiele brandstoffen maken de wereld kapot, dus moeten we overstappen op nieuwe energiebronnen. We hebben nog dertig jaar om dit te veranderen, maar eigenlijk minder.

Olie, kolen en gas hebben geen toekomst, en dat realiseren veel beleggers zich maar al te goed. Investeringen in groene energie stijgen explosief: beleggers zoeken hun financieel geluk bij hernieuwbare bronnen zoals wind, zon of waterstof. 

De duurzame energiesector haalt volgens Lulof op dit moment al veel geld op omdat het een bewezen investering is. Niemand twijfelt meer aan het succes van windmolens. De verdienmodellen zijn rond, waardoor grote investeerders genoeg vertrouwen hebben in het rendement en er zowel op de beurs als daarbuiten (in projecten) durven te investeren.

Het Spaans-Duitse windenergiebedrijf Siemens Gamesa is hier een voorbeeld van. In 2017 fuseerde het Spaanse Gamesa met Siemens. Hierdoor werd het bedrijf na Vestas de grootste windmolenproducent ter wereld. De koers van het bedrijf is na de fusie relatief stabiel. Maar de echte investeringen lopen storm sinds de coronacrisis. Vanaf juni 2020 is de waarde van het aandeel verdubbeld. 

De windgigant levert duurzame energie, maar kijkt ook verder dan dat. Zo is het bedrijf bewust bezig met haar eigen ecologische voetafdruk. De productie van windturbines draait zelf op duurzame energie en het bedrijf investeert in nieuwe vormen van energieopslag. Zo is Siemens is al tien jaar lang bezig met een grote basaltbatterij: warme lucht verwarmt vulkanisch gesteente, dat vervolgens dient als duurzame energieopslag. De eerste batterij staat in Hamburg en is gebouwd in een oude kolencentrale. 

2. Novo Nordisk

100% draaiend op duurzame energie

De zware industrie is verantwoordelijk voor een groot deel van de totale CO2 uitstoot in Nederland. Als we een emissievrije samenleving willen, is deze sector een belangrijke schakel. 

Grote spelers in die industrie, denk aan havens, de chemische industrie en bouw- of transportbedrijven, hebben steeds meer oog voor duurzaamheid. ‘De industrie is een grote tanker wiens koers langzaam wordt gedraaid’, zegt Lulof van Triodos Bank. Ook Bauer ziet dat. 'Het thema duurzaamheid staat in alle sectoren op een hoog pitje, maar met name in de industrie is het wel doorgedrongen.’

De weg wordt verkend door grote spelers in de industrie, zoals het bedrijf Novo Nordisk. Het Deense bedrijf produceert al sinds 1989 wereldwijd geneesmiddelen op het gebied van diabetes. Bij de productie van geneesmiddelen komt er een grote hoeveelheid CO2 vrij. Novo Nordisk loopt voor op de rest van de chemische industrie en laat op verschillende vlakken zien dat  geneesmiddelenproductie ook duurzaam kan zijn.   

Zo is de milieu-impact van het bedrijf erg laag. De farmaceut draait al sinds 2020 de productie wereldwijd op duurzame energie. Het concern wil in 2030 circulair zijn, en dat lijkt te gaan lukken. Op dit moment wordt al 93 procent van hun afval gerecycled. Zo wordt het plastic omhulsel van de insuline-pen verwerkt in plastic kantoorstoelen. En Novo Nordisk doet nog meer. Door te investeren in wereldwijde diabetespreventie, denk aan educatie en preventiecampagnes, scoort de farmaceut ook hoog op sociale impact.  

 De financiële toekomst ziet er daarmee ook goed uit: het bedrijf heeft al vijf jaar lang een stijgende koers, en is daarmee een geliefde keuze van duurzame fondsen.

3. Interface

Circulaire tapijttegels

Afval vervuilt de aarde en verstoort ecosystemen. Bedrijven moeten gaan nadenken hoe ze zo efficiënt mogelijk grondstoffen kunnen hergebruiken. Het antwoord wordt gezocht in de circulaire sector. 

Een circulaire economie betekent meer dan afval scheiden en recyclen. Veel burgers dragen al hun steentje bij, maar de grote productieketens maken het verschil. Zo lang de kledingindustrie ons water blijft vervuilen door de productie van spijkerbroeken, heeft recyclen op individueel niveau weinig zin. 

Grote productiebedrijven zetten de eerste stappen naar een circulaire keten, maar voor velen is het nog een ‘ver-van-mijn-bed-show’. In vergelijking met de energiesector, waar veel op projectbasis wordt geïnvesteerd, zijn er een stuk minder inversteringsmogelijkheden. Maar dat maakt een investering misschien niet minder interessant.

Een koploper in circulaire bedrijfsvoering is tapijtmaker Interface. De wereldwijde fabrikant van vloerbedekkingen streeft al sinds 1994 naar meer duurzaamheid. De fabrieken draaiden vroeger op aardolie, inmiddels is de omslag gemaakt naar elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Daarnaast is sinds 2019 elk product dat je bij Interface koopt volledig CO2-neutraal. Het productieproces is zo goed als emissievrij, en de rest wordt gecompenseerd met projecten op het gebied van hernieuwbare energie, duurzame brandstoffen en herbebossing. 

Maar de grootste impact die Interface maakt, is met de grondstoffen voor de productie. Het bedrijf gebruikt gerecyclede grondstoffen, zoals visnetten en PVB (het laagje laminaat tussen de autoruit) voor nieuwe tapijttegels. Daarnaast verzamelt het bedrijf oude tapijttegels, om vervolgens weer te gebruiken voor hun eigen productie. 

De koers van het bedrijf is iets minder rooskleurig dan Novo Nordisk, maar het biedt zeker kansen. De coronacrisis zorgt voor een dipje, daarvoor bleef het bedrijf aardig op een rechte lijn. ‘Niet elke groene belegging is direct rendabel, maar als je impact wil genereren is het van belang dat je vanuit de kern juiste duurzame keuzes maakt’, zegt beleggingsexpert Wouter van Leusen van Stan&Wende. ‘Bedrijven die vanuit de kern duurzaam zijn, zoals Interface, gaan naar mijn idee een betere toekomst tegemoet. Banken zoals ING doen veel moeite om duurzaam te zijn, maar zullen nooit dezelfde impact genereren.’ 

4. Woestijnproject Sekem

Biodiversiteit

Beleggers zien inmiddels ook dat bedrijven die natuurlijk kapitaal of biodiversiteit beschadigen in de toekomst hun waarde verliezen of zelfs niet meer mogen bestaan, door toekomstige regels en wetten. Winsten en investeringskapitaal voor zulke bedrijven zullen opdrogen.

Wie een gok durft te wagen, stopt zijn geld niet in duurzame energie, maar in projecten die biodiversiteit en natuurlijk kapitaal actief beogen te herstellen of versterken. Alle bedrijven zijn in zekere mate afhankelijk van de natuur. Ze gebruiken natuurlijke grondstoffen zoals landbouwproducten, brandstof of mineralen. Door het verlies aan biodiversiteit, komen ook deze bedrijven in de problemen. Dit besef heerst niet alleen bij de grote spelers in de landbouw, maar ook bij vermogensbeheerders. 

‘Natuurlijk kapitaal staat in vergelijking met de energiesector nog in de kinderschoenen’, zegt Lulof. ‘Grote bedrijven beginnen er over na te denken, maar het is nog zoeken om hier een concreet verdienmodel uit te halen.’ De sector kampt nog met veel vragen. Hoe zorg je ervoor dat producten uit een biologische grond voldoende opbrengen? En hoe verwerken we maatschappelijke kosten, zoals klimaatschade, in de prijs van ons voedsel? 

Eind 2020 schreven 37 grote financiële bedrijven zich in voor de Finance for Biodiversity Pledge. Financiële instanties zoals Aegon, Swedbank en ASR beloven zich in te zetten voor het behoud van biodiversiteit. Ze stellen doelen, zoals het implementeren van biodiversiteit in hun duurzaamheidsbeleid vóór 2024. Dit is een stap in de goede richting, maar de echte innovatie komt op dit moment van ondernemers. Kleine projecten op het gebied van biodiversiteit, die hopelijk grootschalig kunnen worden.

Sekem, een onderneming in Egypte, zet zich in om de verwoestijning van Egypte tegen te gaan. Dat doen ze, inmiddels al veertig jaar, door stukken woestijn onder handen te nemen en er landbouwgrond van te maken. Er werken ongeveer 1300 mensen op vier verschillende plekken in de woestijn. De systemen waarmee Sekem werkt om woestijngrond te irrigeren, draaien op zonne-energie. Daarnaast wordt er zo min mogelijk water gebruikt.  

Projecten zoals Sekem maken volgens Lulof het pad naar biodiversiteit voor grote bedrijven makkelijker. Wat nu nog misschien lijkt als een risicovolle belegging, kan straks een goede mainstream optie worden. Over het algemeen geldt, hoe innovatiever je belegging is, hoe hoger je risico. Daarbij hoort dus ook een hogere rendementsverwachting.

‘Biodiversiteit als beleggingsstrategie staat nog in de kinderschoenen, maar de toekomst is groen’, zegt Lulof. ‘Op de lange termijn kan je alleen nog maar geld verdienen als je duurzaam belegt.'