Nog zo'n ding wat de crisis ons de afgelopen maanden glashelder liet zien: hoe belangrijk de publieke ruimte eigenlijk wel niet is. We waren op onze eigen directe omgeving aangewezen om een frisse neus te halen, we waardeerden de schone luchten en de stilte van het laten staan van de vierwielers, en nog steeds hebben we ruimte nodig om afstand tot elkaar te houden.
In veel gemeenten wordt die herwaardering voor de publieke ruimte dan ook ingevuld met, al dan niet tijdelijke, herinrichtingen, met meer ruimte voor de benenwagen en de tweewielers.
Tegelijkertijd ligt het oude normaal op de loer: we rijden alweer bijna net zo veel kilometers als voor de lockdown, en de tweedehandsautomarkt beleefde in mei hoogtijdagen. Je zou dus wel kunnen zeggen dat we op een T-splitsing staan: hoeveel ruimte in onze krappe steden willen we de auto eigenlijk nog geven? Moeten we dit moment niet aangrijpen om die ruimte voor de auto rigoureus terug te dringen?
Mobiliteitsjournalist Thalia Verkade en professor in Urban Mobility Futures en 'fietsprofessor' Marco te Brömmelstroet brachten onlangs het boek ‘Het recht van de snelste’ uit. Hoe kijken zij naar de door de vier grote steden genomen maatregelen? En wat zeggen die maatregelen over het toekomstige beleid? VPRO Tegenlicht vroeg hen om commentaar te geven op de genomen maatregelen.