Harry Boeschoten van Staatsbosbeheer wil een groen netwerk door ons hele land realiseren, en de natuur beschouwen als een nutsvoorziening, net als stroom en water.

Het biodiversiteitsverdrag van de VN dicteert: ieder land moet in 2020 zeventien procent van zijn landoppervlakte, inclusief water, reserveren voor natuur. Gelukkig is ons Nederland groen zat. Toch? 

Think again. Je zou het misschien niet denken, maar ons land kent op dit moment maar acht procent vrije natuur. En de maatregelen waarmee die natuur beschermd wordt, worden steeds minder streng.

Slechts vier procent van de leefgebieden die ons land kent, zoals heides en duinlandschappen, verkeert op dit moment niet in bedreigde staat. En ook wat betreft het aantal beschermde Natura 2000 gebieden, de Europese noemer waaronder natuurgebieden met de hoogste beschermingsgraad vallen, loopt Nederland op de rest van de EU achter.

Veel Nederlanders, vooral stedelingen, wonen in gebieden die niet groen genoeg zijn. Gemeenten kunnen vaak te gemakkelijk zelf besluiten economische belangen voor te laten gaan op natuurbehoud.

hoe realiseer je groen land?

En dat is zorgelijk. Natuur is voor ons mensen namelijk onmisbaar. Niet alleen verbetert groen het straatbeeld, het biedt ook uitkomst voor een heleboel struikelblokken in onze samenleving.

Zo vangt groen water op en vermindert het wateroverlast, zorgt het voor een betere hitteafvoer in de zomer, bevordert het de sociale cohesie, is het goed voor onze mentale en fysieke gezondheid, is het beter voor de ontwikkeling van kinderen en bevordert het de biodiversiteit. We kunnen er niet omheen: groen is voor de mens essentieel.

Zeker in de post-coronawereld is het cruciaal dat we nadenken over hoe we de ruimte om ons heen vormgeven. Maar hoe realiseer je dat, een groen land?

Over dat vraagstuk ontfermt Staatsbosbeheer zich, onder leiding van Harry Boeschoten. Boeschoten is coördinator van het Groene Metropoolplan: een visie waarmee Staatsbosbeheer samenwerking zoekt tussen allerlei instanties - klein en groot - die samen aan het Nederland van de toekomst bouwen.

Tegenlicht zoomde met Harry Boeschoten en vroeg hem: hoe ziet zijn gedroomde groene toekomst eruit?

van kijkgroen naar gebruikgroen

‘Wat mij het allereerste opvalt,' begint Boeschoten, 'als ik nu door een stad loop, is dat er in heel veel steden best heel veel open, groene ruimte is, maar dat de kwaliteit daarvan vaak heel matig is. Als je kijkt naar van die wederopbouwwijken uit de jaren '50, '60, '70, dan zie je flats met grote ruimtes ertussen. Gazon-achtig, met populieren, een groenstrook hier en daar, wat heesters.’ Kijkgroen, zo noemt Harry Boeschoten het.

‘Het probleem is: de gebruikskwaliteit voor mensen is heel matig. En voor de natuur is die nog veel matiger.’

En dat is de kern van het Groene Metropoolplan: de functie van groen véél verder doortrekken dan alleen het behagen van het oog. Groene netwerken realiseren die het groen binnen en buiten de stad met elkaar verbinden. Die maken ons gezonder en gelukkiger, én bieden antwoorden op een scala aan sociaal-maatschappelijke vraagstukken.

'groen maakt ons gezonder en gelukkiger'

‘Het was een heel sombere periode die de aanzet gaf tot het ontstaan van het Groene Metropoolplan,' vertelt Boeschoten. 'Voor een aantal van onze recreatiegebieden werd de subsidiekraan voor het beheer dichtgedraaid. Toen zijn wij gaan nadenken over hoe wij de waarde van deze groene recreatiegebieden kunnen aantonen.’

Want wat is nou eigenlijk het nut van groen gebied, buiten natuur en recreatie? Wat kan de rol zijn van dit soort gebieden voor de vraagstukken van de stad en haar inwoners? Die vragen nam Staatsbosbeheer ter hand, en zo ontstond het Groene Metropoolplan.

En daarmee veranderde meteen het hele gesprek, zegt Boeschoten. ‘Het ging niet meer primair over natuur en recreatie, maar over de waarde van groen voor de behoeften van de mensen. Het ging over gezondheid en bewegen, over sociale cohesie, over de bouwopgave en over klimaatvraagstukken.’ 

holistische stedenbouw

‘Mensen zeggen wel eens: groen is waar de huizen niet komen. In andere woorden: eerst doen wij ons ding, groen is de rest,’ vertelt Boeschoten. Hij vergelijkt het met de manier waarop we naar de zorg kijken. ‘Cure and care, dat is het credo. We besteden betrekkelijk weinig geld aan preventie. Maar als je zorgt dat mensen een goede omgeving hebben waarin ze kunnen bewegen, waar lopen en fietsen vanzelfsprekend is, dan ondervang je al een heel scala aan gezondheidsproblemen.’

Oftewel: kijk eens op een holistische manier naar stedenbouwkundige vraagstukken, en je zult zien dat groen véél meer dan alleen een esthetische functie heeft.

Dus wat kan groen dan voor mens, natuur en stad betekenen? Even terug naar het kijkgroen. ‘Dat kijkgroen, dat is alleen om naar te kijken, niemand heeft er wat aan. Hartstikke zonde, want met hele eenvoudige maatregelen kun je al heel veel doen voor die natuur.' 

'Je zou bijvoorbeeld bloemen kunnen zaaien. Bloeiende stroken zijn essentieel voor insecten, die weer cruciaal zijn voor het overleven van allerlei andere diersoorten.’

‘in groene wijken wordt minder ritalin voorgeschreven aan kinderen’

En dat is nog maar het topje van de ijsberg. Groen in de stad zorgt voor een betere afvoer van regenwater, en verkoeling in de zomer. Het verbetert de luchtkwaliteit. Het vergroot het leefgebied van dieren. Het zorgt voor minder omgevingsgeluid.

En dan hebben we het nog niet eens over de indirecte gevolgen voor de mens: in groene wijken wordt minder ritalin voorgeschreven aan kinderen, kunnen ouderen langer zelfstandig wonen, zijn mensen socialer, opener en minder snel geagiteerd. Ook helpt het mensen met een psychische kwetsbaarheid en wordt de levensverwachting van mensen hoger naarmate er meer groen in hun omgeving is. The list goes on

Boeschoten: ‘Van de wieg tot het graf is het voor mensen beter om in een groene omgeving te leven.’
 

het groene netwerk als nutsvoorziening

De filosofie achter de Groene Metropool gaat verder dan alleen groene voordelen voor de mens en natuur. Het gaat ook over het denken in Nederlandse netwerken. ‘Die netwerken beginnen bij de voordeur en geven mensen de mogelijkheid om zich op een hele prettige manier van A naar B te bewegen. De eenvoudige natuur van het stedelijk gebied, beschouwen we als één geheel met de grotere natuurgebieden in Nederland.’ Het groene netwerk als nutsvoorziening, net als water en elektriciteit.

Verschillende schaalniveaus worden in het Groene Metropoolplan naar elkaar toegebracht - grotere natuurgebieden, kleine parkjes en plantsoenen, en op de kleinste schaal geveltuintjes, groene straten, achtertuinen: alles is één geheel.

Ruimte- maar ook tijdmanagement is daarbij essentieel, zegt Boeschoten: ‘Zo hebben we plannen om op een bepaalde plek windmolens neer te zetten en daar tegelijkertijd bossen aan te planten. Tegen de tijd dat die windmolens aan het eind van hun levenscyclus zijn, staat er een bos.’

'het is makkelijker om een stad in het groen te passen, dan om het groen in de stad te passen’

groen met veel gezichten

Leuk zo'n filosofie, denk je misschien. Maar hoe verwezenlijk je het, zo’n functionele vergroening? Voor sommige gemeenten is groen een moetje. Als een natuurgebied geen speciale bescherming geniet, kan de lokale of provinciale politiek besluiten om daar tóch te gaan bouwen. Het is aan bestuurders of zij economische belangen boven natuurbelangen laten gaan. De vraag is dus: hoe krijgen we iedereen mee in de groene visie?

‘Je begint met kijken: wat is er allemaal al? Waar ligt het netwerk er al, en waar zitten de ontbrekende schakels? Almere is een goed voorbeeld van een plek waar je al kenmerken van de Groene Metropool ziet,’ zegt Harry Boeschoten.

‘Daar zijn ze begonnen met het aanleggen van bossen met lege plekken waar ooit huizen zouden komen, en die lege plekken hebben ze langzaam opgevuld. Het is makkelijker om een stad in het groen te passen, dan om het groen in de stad te passen.’


Iédereen in Nederland is op de een of andere manier bezig met ruimte inrichten en opbouwen. Boeschoten: ‘De kracht zit erin dat je verschillende partijen weet te betrekken bij je ontwikkeling. Levensloop-bestendige bouw, herenboeren, kleine initiatieven die niet per se kapitaalkrachtig zijn maar die wel het leven mooier maken én het stedelijk landschap mooier maken - neem die mee.’

Precaire onderwerpen als de duurzaamheid of de energietransitie worden in samenwerkingen niet uit de weg gegaan. ‘Wij werken met duizenden boeren in Nederland samen en zijn op dit moment actief bezig met dat soort zaken. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de voedselvoorziening voor het stedelijk gebied, kun je kijken of de landbouw meer direct voor de stad kan produceren in kortere ketens.’

Groen met veel verschillende gezichten, dus.

'op de markt ontstaat nu concurrentie om het beste groene plan’

natuur op pantoffel-afstand

Breda is nog zo’n stad die volgens Boeschoten de Groene Metropoolvisie al goed begrepen heeft. ‘Die stad heeft een enthousiast bestuur,’ vertelt Boeschoten. ‘De wethouder daar heeft het over ‘natuur op pantoffel-afstand’. Hij zei: als je op de Grote Markt in Breda staat, moet je het Mastbos al ervaren. Hij ziet de waarde in van die groene verbinding.’

Ook als individu kun je het verschil maken. Neem bijvoorbeeld Operatie Steenbreek (overigens ook partner van Staatsbosbeheer). In jouw voor- of achtertuin, maar ook op je balkon of je gevel kun jij helpen bouwen aan het groene netwerk. Dat kan al zo simpel zijn als het neerzetten of ophangen van de juiste planten. ‘En stem op die politieke partijen die hier aandacht aan besteden,’ tipt Boeschoten nog.

'het staat nu écht op de agenda'

de doorbraak in het groene denken

De coördinator van het Groene Metropoolplan, die talloze gesprekken voerden met grote en kleine partijen, ziet een doorbraak in het groene denken. ‘Men denkt steeds groen-inclusiever.'

'Kijk bijvoorbeeld naar jullie uitzending Houtbouwers, van vorig jaar. Naar aanleiding daarvan raakte Staatsbosbeheer met Nijmegen in gesprek, en die willen nu meer gaan bouwen met hout. Ze willen 1600 woningen bouwen, en een kwart daarvan waarschijnlijk met hout van Staatsbosbeheer. Voor ons een baanbrekende gebeurtenis.'

Boeschoten: ‘Een grote ontwikkelaar zei tegen me: als er niet om gevraagd wordt, gaan we het ook niet ontwikkelen. Het groen moet dus een randvoorwaarde worden voor opdrachtgevers. Een aantal gemeenten hebben dat heel goed begrepen, en je ziet dat er nu concurrentie ontstaat op de markt om het beste groene plan.’

Want: als de auto-infrastructuur, water- toe en afvoer, elektriciteitsnetwerken en circulariteit van materialen randvoorwaarden zijn, waarom kan groen dat dan niet ook zijn?

Vaak laat men bouwplannen afhangen van financële opbrengst, en niet de minder zichtbare baten: gezondheid, welzijn, leefomgeving, natuur. ‘Maar je ziet dat men steeds vaker zegt: dat moet óók meetellen.' vertelt Boeschoten. 'Het debat gaat nu over ‘breed welzijn’, en dat is geweldig, want dat betekent dat het écht op de agenda staat.’