Een van de dingen die de coronacrisis duidelijk maakte, is hoe kwetsbaar en vervuilend onze geglobaliseerde wereldeconomie is.
De lucht werd schoner door het wegvallen van de distributieketens, maar tegelijkertijd waren producten als elektronica, medicijnen, mondkapjes en machineonderdelen moeilijk leverbaar.
We leerden een belangrijke les: door de productieketens korter te maken, kunnen we de economie na de coronacrisis weerbaarder maken voor externe schokken, en bovendien duurzamer door minder transport. De roep om lokaal te produceren klinkt dan ook steeds sterker. Maar hoe doe je dat in een tijd waarin productie steeds meer wordt uitbesteed aan goedkopere landen?
In diverse Europese steden zijn de laatste jaren steeds meer initiatieven ontstaan die makers een nieuwe plek geven in de stad. Zo ontstaan er in steden met een rijk industrieel erfgoed nieuwe ‘makerswijken’, zoals het RDM in Rotterdam en Strijp in Eindhoven, waar de stedelijke maakindustrie weer een permanente plek heeft gekregen.
VPRO Tegenlicht ging op bezoek bij één van de nieuwe initiatieven op dit gebied, stichting Made up North, die een ‘makersdistrict’ op de NDSM-werf in Amsterdam probeert te ontwikkelen. Zien we in urban manufacturing misschien een begin van een ontluikende economie-na-corona?