Transcript aflevering 5: Zenuwen

Synopsis afl. 5

Warme armen en een luisterend oor: Mina stond voor iedereen klaar. Maartje’s moeder, ooms en tantes koesteren dierbare herinneringen aan hun logeerpartijen op Berkenbosch in Oostkapelle, waar de Van Lyndens na de oorlog met Mina gingen wonen. 

Maar de familie Marinusse en de dagboeken vertellen ook een ander verhaal over die periode: van ziekte en depressie. Het lijkt erop dat Mina het zware fysieke huishoudelijk werk niet meer aankon. Of was er iets anders aan de hand? 

 

Afl. 5: Zenuwen

 

PROLOOG

 

Sari Toussaint - Marinusse, Mina’s nichtje: Ze klaagde eigenlijk nooit. Nee, dat… kan ik niet herinneren. 

 

Kees Marinusse, Mina’s neefje: Maar natuurlijk heeft zij ook wel eens moeilijke tijden gehad van moet het nu weer… en en en ….

 

Sari: Zeker wel. Want ze was niet voor niks af en toe depressief.

 

MUZIEK

 

Al bij onze eerste ontmoeting begon Sari over haar tante Mientje’s sombere buien. Ik was getroffen door haar openhartigheid. 

 

Sari: En dan belde mevrouw van Lynden mij op: Sari, kom je het weekend naar je tante? En dan zat ze wel eens in de put. Want dat had ze wel eens. Heel vaak ben ik daar geweest. En wat… hoe dat precies… dat kan ik dus ook niet zeggen wat ze had… maar ze was vrij serieus hè. Want ik heb ze ook ‘s een keer… toen huilde ze zo, ze heeft mij nooit verteld waarom, maar toen dacht ik: je zit diep in de put. Dat merkte ik toen wel. Maar dat merkte mevrouw ook heel goed op hoor, bij d’r. En ja, de omstandigheden… dat zei ze ook niet hè. Dat kwam er niet uit. Maar dat had toch voornamelijk wel met haar werk te maken, dacht ik hoor. Ja. Ja. 

‘Maar vertel ‘t maar niet verder hoor.’ Dat zei ze dan wel tegen me. Want zeker op een dorp, dan wordt er toch wel heel vlug geroddeld. ‘Oh, die zal vandaag of morgen wel in een inrichting moeten.’ Zeg maar wat.

 

Later vraag ik Sari hoe ze het vindt als ik dit openbaar maak. En ik vertel dat psychische problemen in mijn familie best moeilijk bespreekbaar zijn. 

 

Maartje Duin: Ik ben zelf depressief geweest. Een keer. Of een keer… best wel lang eigenlijk. 

 

Sari: Ja. Oh…

 

Maartje: Ik zeg het nu voor de microfoon maar ik weet niet of ik het durf uit te zenden. Maar ik denk wel…ehm…

 

Sari: Gaat wel goed nu hè? 

 

Maartje: Ja, het gaat nu heel goed.

 

Sari: Gelukkig. 

 

Maartje:  Jajaja. Maar ik denk dus ook wel dat dat iets is wat doorbroken moet worden. 

 

Sari: Dat denk ik ook, daarom vind ik het ook niet… dat vind… dat hoort erbij, ergens. 

 

Maartje: En in het geval van Mina vind ik het ook heel erg onderdeel van de tijdgeest. 

 

Sari: Ja. 

 

Het waren de wederopbouwjaren, waarin iedereen vooruit moest kijken. En op Walcheren hersteld moest wat door het zoute water was verwoest. 

 

EINDE MUZIEK

 

START TITELSEQUENTIE

 

Zeeland, begin jaren ‘50. Ter Hooge was als huis verloren. Mijn overgrootouders en Mina waren zo’n 10 kilometer noordelijker, in Oostkapelle beland. Op landgoed Berkenbosch in de duinen, een beetje afgezonderd van het dorp. 

 

Albertine Duin - van Lynden, Maartje’s moeder: Dat was natuurlijk fantastisch. Want het was vlakbij het strand, en het was een gezellig huis.

 

Mina was nu Grootmama’s enige overgebleven personeelslid. Het huishouden was kleiner, maar het kwam helemaal op haar neer. 

 

Leintje van den Brink: Ze had om de zoveel weken een vrije zondag. Dus dat was niet vaak. En dat vond ik wel sneu. 

 

Een halve eeuw waren hun levens innig met elkaar verstrengeld. En in de afstandelijke jaren ‘50 voelde Mina heel dichtbij. 

 

Albertine: Want dan ging die deftige sfeer met manieren die ging er dan af. En dan kon je gewoon lachen met Mina.

 

Oom Frits: En je wist dat ze kon zwijgen als het graf. Was gewoon absoluut vertrouwd.

 

Sari: Met mijn moeder kon je daar niet mee over praten. Met tante Mientje wel. 

 

Mina was er voor Mevrouw en haar familie. Voor haar ouders, nichtjes, neefjes. Wie was er voor haar?

 

Sari: Dan zag ze er denk ik een beetje tegenop. En vooral als er logees waren. 

 

En wie had oog voor wat haar werkelijk beroerde? 

 

Rianne Toussaint, achternichtje van Mina: Dus da’s eigenlijk maf. Je neemt niet een time-out, maar je gaat door, alleen…. 

 

Maartje: Maar ze kon geen time-out nemen, want het hele huishouden rustte op haar schouders. 

 

Rianne: Nou ja, weet je, en als je het nu in die context ziet, vind ik dat wel best pijnlijk. 

 

Ik ben Maartje Duin, en dit is ‘Mina & Mevrouw’. Aflevering 5: Zenuwen. 

 

Albertine: Gevoelens die heb je niet. Dat is de handicap van zo’n opvoeding hebben gehad. Heb ik ook last van. En… ja.

 

Soms heb ik het gevoel dat mijn moeder me iets probeert te vertellen. Of ik haar. Maar dat het ons niet lukt. En dat we het daarom over de generaties voor ons hebben. 

 

Albertine: M’n vader die had die emoties wel, maar dat was ie niet gewend, om daarmee om te gaan. Dus… dat vind ik een van de moeilijkste dingen daarin.

 

Mijn grootvader was Grootmama’s vierde kind. Uit de dagboeken komt zijn moeder niet naar voren als iemand met veel zelfreflectie. De paar passages die daarop duiden, vallen daarom des te meer op.

 

DAGBOEK:

 

23 juni 1935 Willem en ik samen zeer ernstig gesproken over de opvoeding van de kinderen, en dat wij hen soms zoo ver-af staan. Schuld bij ons zelven, probeeren dit te verbeteren.

 

Sari: En op een gegeven moment wilde Arjan op haar schoot. 

 

Een herinnering van Sari, die Grootmama een keer met Mina op bezoek kreeg toen ze nog kleine kinderen had. 

 

Sari: Maar ze wist er eigenlijk niet goed mee om te gaan.Maar ja, onze jongens, die hingen gewoon… ja, wisten zij veel, was gewoon een vrouw! Wel een echte déftige dame. 

 

Sari lacht.

 

Mijn overgrootmoeder was zelf ook opgevoed door kindermeisjes, bedenk ik. Misschien had zij ook de intimiteit van haar moeder gemist. 

 

DAGBOEK:

 

26 februari 1973. Henriette is een betere moeder dan ik. Want met de psychologie van mijn kinderen heb ik nooit veel geweten. Naar dat ik niet meer praatte. 

 

Albertine: … ook niet over talenten. Of over wie je werkelijk was. Daar werd niet over gepraat. Want dat moest voldoen aan een aantal dingen... het is zoals ik het zie hè, ik weet niet of ik gelijk heb, maar ik denk wel dat ik er dichtbij zit, zeker als ik naar m’n eigen vader kijk. Dus ja, vind ik best wel tragisch. Ja. 

 

EINDE MUZIEK

 

Mijn moeder Albertine werd geboren in 1949, als oudste van vier kinderen. In de vakanties ging het gezin steevast logeren bij Grootpapa en Grootmama. 

 

Maartje: OK, maar vertel eens over Berkenbosch, hoe was dat? 

 

Albertine: Nou, dat was natuurlijk fantastisch. Want het was vlakbij het strand. En het was een gezellig huis. Maar Grootpapa daar waren wij bang voor. En Grootmama die volgde haar man. Dus er waren hele strenge regels. 

 

Gerinkel servies.

 

Albertine: Eerst was het ontbijt natuurlijk hè. Nou dan moest je altijd de scheurkalender, daar ging Grootpapa dan een oersaai, ja, de boodschap van de dag, de Bijbelse boodschap, werd daar dan voorgelezen. Nou, en dan moest je vragen: ‘Grootmama, heeft u goed geslapen?’ ‘Ja,’ zei Grootmama dan, ‘ja niet zo erg, want ik heb erge kramp gehad. Maar toen heb ik een Mogadonnetje genomen, en toen ging het wel weer.’ Nou dat interesseerde ons geen ene moer natuurlijk. Maar als je ‘t niet deed, Heleen die heeft het een keer bestaan om het niet te vragen, nou dan moest je van tafel. 

 

Maartje: Echt? 

 

Albertine: Ja. En als je ‘hartstikke’ zei, moest je ook van tafel. 

 

Maartje: Hartstikke. 

 

Albertine: Ja. En ‘mieters’ mocht ook niet. En ‘leuk’, nou… dat was op het randje, ‘leuk’. ‘Aardig’ moest je zeggen. Maar goed, dat was dan ‘s ochtends, en dan ging je als de wiedeweerga ging je leuk naar dat strand, nou en zwemmen, nou ja fantastisch. En dan kwam Grootmama heel soms in zo’n lange jurk, kwam ze wel ‘s aangelopen met d’r stokkie. Zei ze: ‘Hebben jullie al gebaad?’ Dat was of we gezwommen hadden. Nou en dan moest je toch wel weer de klok in de gaten houden, want dan moest je om 1 uur stipt moest je voor de lunch er zijn, o wee als het niet zo was. 

 

Deurbel.

 

Gestommel.

 

Albertine: Dus dan moest je binnenkomen, moest je je voeten afspoelen beneden, het zand eraf, moest je je verkleden, en dan was het: ‘Nee, gisteren heeft Heleen gebeld, nou mag Albertine bellen.’ En dan was er zo’n koperen bel en dan mocht je bellen…

 

Bel klingelt.

 

Albertine: …en dan kwam Mina binnen. 

 

Vogelgeluiden.

 

Knerpend grindpad.

 

De Manteling van Walcheren is mijn favoriete stukje Zeeland. Als een mantel beschermt dit duingebied de kop van het eiland tegen de wind. Ik wandel hier graag, met de hond, langs eeuwenoude eiken die door de zeewind grillig zijn vervormd. In het bos leidt een paadje tussen de rododendrons naar een ronde vijver: de Goudvissenkom. Daar hoor je de roep van de pauwen van Berkenbosch.

 

Caroline van Tuyll: Ze houden zich opvallend stil.

 

Maartje: De pauwen? 

 

Caroline: Ja. 

 

Maartje: Oh kijk, hier zijn ze.

 

Caroline: Hee jongens. Er zijn er zeven. 

 

Vandaag ben ik voorbij het bordje ‘privé - geen toegang’ gelopen, naar Caroline van Tuyll. Onze families zijn al generaties lang bevriend. 

 

Pauw roept.

 

DAGBOEK:

 

12 juli 1950. Bovenverdieping van Berkenbosch bezichtigd. Erg aantrekkelijk vind ik de grote kamers en ook zouden wij een stukje tuin kunnen krijgen. Vooral voor Mina zal het een grote verbetering zijn.

 

In dit 19e eeuwse herenhuis wilden mijn overgrootouders samen oud worden. Het was groot genoeg voor logeerpartijen van inmiddels een hele babyboom. En klein genoeg om het Mina in haar eentje te laten onderhouden. Voor het zwaarste werk kreeg zij hulp. Van een andere werkvrouw, en soms ook van mijn overgrootmoeder.

 

DAGBOEK:

 

17 mrt. 1951. Ik hielp Mina den helen ochtend met warm water aandragen terwijl zij de planken vloeren van de logeerkamer en gang dweilde, wat een reuzenwerk was. Ze heeft weer enorm veel gepresteerd! En ze is zo blij met haar kamer en de keuken. 

 

Het moet wennen zijn geweest. Van upstairs downstairs op het kasteel was het nu ‘upstairs’ met z’n drieën.  De benedenbuurvrouw was een freule…

 

Maartje: Weduwe Quarles.

 

Caroline: Mijn oudtante. Ja. 

 

… die vanzelfsprekend ook een dienstbode had. 

 

Bel.

 

Caroline: Dat is Leintje.

 

Ik ben hier om haar te spreken. 

 

Gestommel trap.

 

Maartje: Dag mevrouw. 

 

Caroline: Dat is Maartje, dat is Leintje. 

 

Leintje van den Brink is eind 70, zo’n tien jaar ouder dan Caroline. Maar zoals ik bij Mina niet over ‘mevrouw Marinusse’ spreek, kent Caroline haar niet als ‘mevrouw van den Brink’. 

 

Maartje: Leuk dat ik u mag spreken. 

 

Leintje van den Brink: Ja. Kom maar verder. 

 

Maartje:Wauw. 

 

Leintje: Da’s nog hetzelfde, hè? 

 

MUZIEK

 

Ik blijf even staan om de ruimte in mij op te nemen. 

 

Maartje: Dus dit is waar mijn overgrootouders woonden…

 

Leintje: Woonden…

 

Maartje: In de jaren ‘50, ‘60….

 

Versleten vloerbedekking, aan de muur een hertengewei, blauwe porseleinen borden, in de hoek een houten hobbelpaard.

 

Caroline: Dit was altijd al de eetkamer. En…

 

Leintje: Kijk maar hoor. 

 

Sinds Grootmama en Mina hier in ‘74 vertrokken, is er vrijwel niets veranderd aan het interieur.

 

Maartje: O ja, dat behang is wel een beetje verschoten. 

 

Leintje: Nou verschoten, ‘t is vreselijk. Maar daar heb ik helemaal geen last van. 

 

Maartje: Nee.

 

Leintje: Sommigen zeggen: ‘t is een oud zootje, ik zeg mwoah. 

 

Ook Leintje van den Brink is al die tijd gebleven. Vandaag is zij op de kop af 63 jaar in dienst. Op haar 14e werd zij Berkenbosch’ uitwonende dienstbode; pas sinds de dood van Caroline’s ouders, die na freule Quarles beneden woonden, trok zij hier met haar man als beheerders in. Ze gaat me voor naar de plek waar ik het benieuwdst naar ben. 

 

Maartje: Oh dat granieten tafelblad…. Oh en die… 

 

Caroline: Ja, de kasten, dat is precies zo. 

 

Het is er precies zoals ik me had voorgesteld uit de verhalen. 

 

Maartje: Dit is echt een jaren ‘50 keuken, toch?. 

 

De mosgroene kastjes zijn er nog, de emaille potten, een lampetkan…

 

Leintje: Ik heb pasgeleden een vaatwasser gehad en dat was er natuurlijk toen niet hè. Toen was er een petroleumstel met eventueel een tweepits gasstel. 

 

Maartje: Want Mina stond hier dus af te wassen? 

 

Leintje: Ja. 

 

Maartje: Dat weet mijn moeder nog.

 

In deze kleine keuken kookte Mina diners voor 30 gasten. Hier kwam haar beroemde biscuittaart en hemelse modder vandaan. Hier at zij - want zij zat nooit aan tafel met de van Lyndens. En hier werden de mooiste jeugdherinneringen van mijn moeder, ooms en tantes gevormd. 

 

Albertine: Na de lunch dan mochten wij helpen afwassen. En dat was altijd supergezellig. Want dan ging die deftige sfeer met manieren die ging er dan af, en dan kon je gewoon lachen met Mina. 

 

Oom Frits: Het was gewoon fijn als je alleen al je verhaal bij haar kwijt kon. En je wist: ze kon zwijgen als het graf. Was gewoon absoluut vertrouwd.  

 

Albertine: Joh, ik zat in de keuken zat ik al m’n confidenties op liefdesgebied, kon je alles kwijt  bij Mina… Meer dan bij je eigen moeder, en ook meer dan bij je grootmoeder sowieso, want dan praatte je daar niet over. 

 

Oom Frits: En dan zei ze zo: ach

 

Oom Frits en Albertine tegelijk: Kind toch. 

 

Oom Frits: Dat kon ze op zo’n hele mooie manier zeggen, met dat prachtige Zeeuwse accent. 

 

Albertine: Nou, en verder zei ze niks, maar dat was genoeg. Net alsof er iets van je afviel, bij Mina. Die had voor jou echt interesse als mens. Hoe klein je ook was hoor. En dan pakte ze je zo beet. En ik weet nog, wij stonden een keertje op de tennisbaan, met een neef van mij. En die neef die pakte mij zo beet, omdat ik een goeie smash had geslagen of zo, die zei: oh, je hebt echt Mina-armen! 

 

Albertine lacht.

 

Albertine: Dus iedereen die weet gewoon ook nog lijfelijk hoe zij voelde. Kind toch. Ja. 

 

Albertine lacht.

 

STILTE

 

Maartje: Ja. 

 

Ja, hoor ik mezelf zeggen. Ik wil hun jeugdherinneringen niet verpesten. Maar door de dagboeken kreeg ik een andere kijk op dit verhaal. 

 

DAGBOEK:

 

Zondag 12 oct. 1952. werd ik opgebeld door Paula of zij de volgende dag met de kindertjes kon komen voor 5 dagen. Ik zei dat ze hartelijk welkom was, al was ik bang dat het voor Mina wat veel zou zijn, want deze maakt het niet zo best, is weer zo zenuwachtig en huilerig. 

 

Ook Sari kent die andere kant van haar tante. 

 

Maartje: En hier fietste u, als meisje? 

 

Sari: Ja. Ja, dan zei ze altijd: Sari, rij je nog een stukje mee? Ik zeg ja hoor, natuurlijk. Nou, en dan ging ik langs Sint Laurens, en een eindje verder, en dan haakte ik af, want dan ging ik weer naar huis. En dan was ze toch al de helft, was ze al op weg.

 

Maartje: Ja. Ja. 

 

Sari: Als ze somber was, zei ze niet veel hoor. Dan praatte ik ook over alles hoor, dat vond ik ook helemaal niet erg, als ze geen antwoord gaf. En dan moest ze soms ook heel erg lachen, dus dan denk ik: dan is ze toch weer aan het lachen gekomen hè.

 

Maartje: Dan zorgde u een beetje voor een vrolijk begin van de werkweek. 

 

Sari: Ja, precies. Dan zag ze er denk ik een beetje tegenop. En vooral als er logees waren, dan vond ze dat druk, en vooral met kleine kinderen. En dan zei ze: ja, als ze nou vannacht maar niet wakker worden. Want dan moest zij eruit.

 

Maartje: Ah. 

 

Sari: Ja, zo ging dat. 

 

Mijn moeder, tantes en ooms kunnen zich dit niet herinneren. Mina was geen kindermeisje, benadrukken zij. Toch zie ik haar in Grootmama’s fotoalbums vaak met een peuter op schoot of aan de hand. 

 

ALbertine: Ja, ik denk dat Mina echt van ons hield. Ja, ze had zelf geen kinderen, en dat waren haar… Ja, daar deed ze ook alles voor. Ik bedoel, ze moest die kamers klaar maken, en ja, het speelgoed, ja kweeniet, de boel ook weer opruimen, en onze zanderige kleren wassen in die betonnen keuken daar. 

 

MUZIEK

 

Overgang scène Leintje

 

Maartje: Het is nog steeds het washok?

 

Leintje: Ja. 

 

Maartje: Oh, wauw. 

 

Leintje: Kijk. Hierzo was, ja, ook haar wasdomein en alles. 

 

Maartje: Oe, ‘t is wel koud hier. 

 

Leintje: Ja, dat merk je hè, dat hier…

 

Maartje: Maar dan droogt de was ook niet snel toch, in die kou? 

 

Leintje: Nee, maar och, zo’n ding is zo droog, dat moet ik strijken nog. 

 

Maartje: U strijkt de lakens?

 

Leintje: Dit is een tafellaken. 

 

Maartje: Oh, da’s een tafellaken. OK. Moest Mina de lakens ook strijken? 

 

Leintje: Ja, ik ook hoor. En gordijnen strijken, dat is erg. Ja die waren gesteven, en dan strijken.

 

Maartje: O ja. Met stijfsel. 

 

Leintje: Oe, van die lange lappen beneden…

 

DAGBOEK: 

 

21 october 1950. Mina klopte om 7 uur aan de deur dat zij onmogelijk kon werken en er een kwartier over gedaan had om naar mij toe te komen. Zij had ontzettende pijn in haar rug, arme stakkerd.

 

Leintje: Kom maar hoor, we gaan hier weg, ‘t is hier veel te koud. 

 

Maartje: Ja. 

 

Leintje: En hier zo was Mina d’r domein. Dit. 

 

Maartje: O ja, dit was d’r kamertje. Achter de keuken.

 

Leintje: Ja. Er was een wastafel, die is nog maar pas weg. 

 

DAGBOEK: 

 

Mina was naar dokter Pfaeltzer, die haar minder goed vindt. Het is ook haast niet doenlijk dat zij in deze drukke tijd rust. Mina doet ook steeds veel meer dan ze moet doen. Gelukkig voor haar is het bezoek nog maar 10 dagen. 

 

Maartje: Wat weet u van haar werktijden? 

 

Leintje: Ja… ze zorgde gewoon voor mevrouw. En dan mocht ze zelf klaar zijn, dus dan moest je toch eerder uit je bed. 

 

Maartje: Dan moest ze helemaal in dracht. 

 

Leintje: Da’s een werk. 

 

Maartje: Ja? Hoe lang ben je daarmee bezig? 

 

Leintje: Maar hun deden dat wel snel hoor, m’n moeder ook. 

 

Maartje: Jaja. Maar goed, dan ging ze dus het ontbijt maken voor meneer en mevrouw? 

 

Leintje: Ja, dat deed ze. Thee zetten, ik bedoel maar alles hoor. En koffie ook weer, en dan weer voor de lunch zorgen. Ze had om de zoveel weken een vrije zondag. En dan mocht ze zaterdags ook een schotel helemaal klaarmaken voor mevrouw van Lynden, dat ze niks hoefde te doen, ze kon het ook niet geloof ik, zo mork ik wel aan Mina, en dan kreeg ze vrij. Dus dat was niet vaak. En dat vond ik wel sneu. Want ik was klaar met werken en ik ging naar huis. En da’s natuurlijk leuker. Vond ik. Snap je? Dus ik had best een beetje met Mina soms te doen. 

 

DAGBOEK:

 

Mina weer naar dokter Pfaeltzer, de zenuwarts. Hij zegt dat de pijnen bij Mina voornamelijk zenuwen zijn. Ze volgt nu het advies goed op, dus zich niet te druk maken, elken middag rusten, bij ‘t eten rode wijn drinken en niet te laat naar bed.

 

Suzanna Jansen: Dus zich niet druk maken! Hiermee wordt de schuld van de ziekte afgeschoven op de vrouw zelf. Standaardpatroon. 

 

Ik ben nu al een paar jaar bezig met Grootmama en Mina. Ik pendel heen en weer tussen Amsterdam en Middelburg. In Zeeland raak ik steeds vertrouwder met de twee vrouwen, en hun verhouding voelt bijna als normaal. Maar terug in Amsterdam word ik er boos van en verdrietig. Met schrijfster Suzanna Jansen probeer ik grip te krijgen op dat gevoel. 

 

Suzanna: Als zij zich nou niet zo druk maakt, als zij haar werk nou anders organiseert. Dan houd je wat tijd over voor dingen die je wel leuk vindt en dan komt alles goed. Terwijl in dat stadium, zo’n vrouw, is er gewoon slecht aan toe. Ze kan niet meer. 

 

In haar boek ‘De omwenteling’ beschrijft Suzanna ‘huisvrouwenvermoeidheid’, in de jaren ‘50 en ‘60 een veel voorkomende kwaal. Haar eigen moeder ging bijna aan huishoudelijk werk ten onder. De fysieke belasting, de sleur, het gebrek aan zelfontplooiing… Hoewel het bij Mina technisch ‘dienstbodenvermoeidheid’ zou heten, ziet Suzanna parallellen in de aanpak van de arts.

 

Suzanna: Het is een zenuwarts, dat is heel interessant. Want kijk, alle klachten van vrouwen zijn natuurlijk zenuwklachten.

 

Maartje: Oh, zo werd er gekeken naar vrouwenklachten in de jaren ‘50. 

 

Suzanna: Absoluut. En deels nog steeds. Vrouwenklachten zijn hele onbegrijpelijke gekke klachten, want de medische zorg onderzoekt… heeft lang het mannenlichaam onderzocht en gedacht dat het vrouwenlichaam hetzelfde was. Dus wat vrouwen mankeerde werd niet begrepen en werd heel vaak afgeschoven op zenuwen. Ze waren nerveus. Het woord hystericus bestaat amper. Ja, natuurlijk ben je zenuwachtig en huilerig als je iets fysieks mankeert. 

 

MUZIEK         

 

Vanaf haar 14e was Mina aan het schrobben en het boenen. Het klinkt logisch dat haar lichaam rond haar 40e in opstand kwam. Volgens haar nichtje Sari speelde er ook iets anders mee, een erfelijke kwaal waar Mina in haar jeugd al last van had. 

 

Sari: Want ze was heel veel ziek hè. Aan d’r rug. Dat heeft ze me wel ‘s verteld, dan lag ze in een bedstee. En dan zei de dokter: laat ze maar op de houten planken liggen, da’s goed voor d’r rug. Maar dat heeft ze niet lang volgehouden. Kan toch ook niet hè!

 

Maartje: Maar die rugproblemen kwamen dus niet alleen van het zware werk. 

 

Sari: Nee maar, toen was ze een jaar of 10. Zeg maar. 

 

Maartje: Nee precies, maar ze had dus al een zwakke rug. 

 

Sari: Ze hád al een zwakke rug.

 

Ik herinner me hoe mijn overgrootmoeder in 1902 leerde om ‘gracieus van een stoel op te staan.’ En hoe mijn moeder zei dat ik daar niet te lacherig over moest doen. Zelf werkte zij als Mensendieck oefentherapeut.

 

Albertine: In die tijd begon de heilgymnastiek, om keurige meisjes netjes te laten bewegen. 

 

Maartje: Oh? 

 

Albertine: En dat is toen een beetje in de medische hoek gebracht door mevrouw Bess Mensendieck, en die dacht van: ja, het is inderdaad is het heel belangrijk dat vrouwen een goede houding hebben, want dat zou wel eens rugklachten en zo kunnen voorkomen. 

 

Voor een Zeeuwse arbeidersdochter was die bewegingsleer in de jaren ‘20 dus nog niet beschikbaar.

 

Sari: Op een plank. En dat kun je je niet voorstellen!

 

Dertig jaar later bleef Grootmama zich verwonderen over Mina’s aanhoudende klachten. Wat was er toch met haar dienstbode aan de hand? Op een gegeven moment gaf de dokter haar staalpillen tegen bloedarmoede. 

 

Sari: Dat kan. 

 

Sari knikt als ze dit hoort. 

 

Sari: Ik geloof dat ik dat wel een beetje weet. Want dat besprak ze ook wel met mij, dat vond ik ook altijd zo mooi, toen vroeg ze ook of ik, dat noemden ze dan vroeger, ongesteld was. En ik was een jaar of 12, heel vroeg dus. Ik wist nergens van. En dan schrik je best wel.

 

Maartje: Natuurlijk. 

 

Sari: Dus alles bij elkaar was dat niet zo’n leuke periode toen. En met mijn moeder kon je daar niet over praten. Met tante Mientje wel. ‘Ben je ‘t dan erg?’ zei ze dan, ben je ‘t dan erg. Maar toen vertelde ze dus van zichzelf, en dat ze daar ook echt een paar dagen goed ziek van was. Maar dat mocht dan niemand weten, weet je, dat zal ze ook nooit met jouw overgrootmoeder hebben gehad hoor, daar geloof ik niks van. 

 

Ik merk dat ik op het puntje van mijn stoel ben gaan zitten als Sari me dit vertelt. Niet omdat ik de details wil weten van Mina’s menstruatie. Maar omdat ik dit onderwerp nooit zo openlijk met een oudere vrouw heb besproken. En ik denk aan mijn moeder als meisje, in de keuken op Berkenbosch. 

 

Albertine: Dan kon je alles kwijt, bij Mina. Meer dan bij je eigen moeder, en ook meer dan bij je grootmoeder sowieso, want dan praatte je daar niet over. 

 

Maartje: En wat gebruikte u dan, of wat gebruikte zij? Waren dat dan uitwasbare…

 

Sari: Ja. Dan had je (lacht) een soort bandje, die had je rond je middel, en daar zat een knoopsgaatje in. En hier was er ook een bandje, en dat kon je dan zo kon je dat vastmaken. Oh, het was een gedoe was dat! Oh… en dan moest altijd uitgewassen worden natuurlijk hè. Hadden ze een hele grote emmer en daar moest je alles ingooien. 

 

Maartje: Oh ik zie dat allemaal voor me, in dat kleine kamertje op Berkenbosch met die wastafel. 

 

Sari lacht.

 

Sari: Ja, inderdaad. 

 

MUZIEK

 

Misschien sprak Mina niet met Grootmama over vrouwenzaken. Maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat zij hier niets van heeft gemerkt. In elk geval maakte Grootmama zich oprechte zorgen. Ook Suzanna Jansen valt het op. 

 

Suzanna: Ze schrijft soms: ‘Mina kan dit echt niet aan’. En dan denk ik, als je kijkt hoe ze over die eerdere dienstbodes schreef, dat is nooit een factor geweest. Ze ziet haar niet meer als… ze is wel een ondergeschikte, maar, zoals ik dat lees, hier, ‘de arme stakkerd'. Dat moet echt sympathie zijn. Sterke sympathie. 

En natuurlijk zijn er wel in die citaten situaties waarin het heel slecht met haar ging... Bijvoorbeeld, maar dat is dan weer, wat is het, in 1950, als het niet goed gaat met Mina en er komt een gezin logeren. En dan staat er: ‘Het is ook haast niet doenlijk dat zij in deze drukken tijd rust krijgt. Gelukkig voor haar is het nog maar 10 dagen’, dat bezoek. En dan hoezo niet doenlijk dat ze rust krijgt, ik denk dan: niet doenlijk dat ze haar werk doet!

 

Maartje: Ja. 

 

Suzanna: Dus mijn eerste gedachte was: stuur d’r naar huis, laat d’r uitrusten. Maar dit is haar thuis. En dat is het ingewikkelde. 

 

Voor Sari’s dochter Rianne en haar nicht Trix werpen de fragmenten een nieuw licht op hun oudtante. 

 

Rianne: Oh, ik kan me helemaal… ik heb helemaal geen beeld bij tante Mientje die… 

 

Trix Marinusse: Somber is. Nee.

 

Rianne: Ja. 

 

Kennelijk heeft Sari het hier ook niet uitgebreid over gehad. Mijn familie is misschien toch niet de enige die moeilijk praat over psychische problemen.

 

Trix: Allemaal dat soort, dus eigenlijk pijnlijke dingen, negatieve dingen, noem maar op, dat wordt in onze familie niet besproken, of werd in onze familie niet besproken.

 

Al zwijgen de Marinusse’s, zegt Trix, niet zozeer om hun stand op te houden. 

 

Trix: Da’s Gods wil, weet je wel, en dat heeft dan zo moeten zijn, nou ja basta, en we gaan door. En ik vraag me dan ook serieus af of het nut heeft gehad als een van de familieleden de hulp inriep, want ‘nou kind, kom, gaan we door’. Waarschijnlijk was dat het antwoord. 

 

Rianne.

 

Rianne: Nu herinner ik me wel iets van dat mijn moeder dan wel vertelde van: ik kwam er eigenlijk niet om te vragen van ‘wat is er nu?’ maar om eigenlijk haar extra te helpen. Dus dat is eigenlijk maf. Je neemt niet een time-out, maar je gaat door, alleen je zorgt wel dat ze wat ondersteuning heeft. 

 

Maartje: Maar ze kon geen time-out nemen. Want het hele huishouden was… rustte op haar schouders. 

 

Rianne: Weet je, als je het nu in die context vind ik dat wel best pijnlijk. Zij had zich voor een heel groot deel ook helemaal vereenzelvigd met jouw familie.

 

MUZIEK

 

DAGBOEK:

 

10 nov. 1952 Mina is nog steeds niets beter, en slaapt niet en eet niet en is in een erge downstemming. Ze kookt gelukkig wel en doet lichte werkzaamheden. Dokter Bom kwam. Hij zei dat zij fysiek en psychisch ziek is en dacht dat Pfaeltzer het misschien op een shockkuur zou willen laten uitdraaien. Maar zij is daar geen persoon voor. 

 

Jan de la Hayze: Als je het ziet, leek het mij op een depressie. Ja heel raar bij de zenuwarts, Pfaeltzer was zenuwarts. 

 

Ik dacht dat ik met Sari de oudste bron had voor het verhaal van Mina. Maar Jan de la Hayze is nog een paar jaar ouder dan zij. 

 

Maartje: Hoe oud bent u nu? 

 

Jan: 92. 

 

Maartje: Geboren in…?

 

Jan: 1930.

 

Ik mag Jan zeggen, maar ik blijf hem meneer de la Hayze noemen. Hij is bevriend met mijn moeder, hiervoor met mijn grootouders. En hij kwam bij mijn overgrootouders op Berkenbosch over de vloer. In eerste instantie als vriend, maar al snel ook als hun huisarts. Over het laatste kan hij door zijn beroepsgeheim niets kwijt. Maar hij kan wel iets zeggen over de dagboekpassages van een decennium eerder. En over de medische praktijk in Zeeland in die tijd. 

 

Maartje: En wat was een zenuwarts? 

 

Jan: Die deed dus… er was toen nog geen verschil tussen neuroloog en psychiater. 

 

Maartje: ‘Het komt van de zenuwen’. Hoe moet ik dat lezen? 

 

Jan: Ik denk de psychosomatiek hè. ‘Het ligt zwaar op m’n maag’. Of iets wat je op je rug hebt voelen. En ze heeft ook rugpijn veel hè. En dat leerden wij toen, dat je dan, als je dus geen duidelijke diagnose had voor de klachten, geen lichamelijke oorzaak ervoor kon vinden, dat je dan dus die mensen ‘s avonds terugbestelde en zei: heb je zelf idee waarvan het zou kunnen komen? Weet je wel, dat was dan… En dan kreeg je dus dat er soms bleek dat er problemen op hun rug zaten, hè, bij wijze van spreken.

 

Maartje: ‘s Avonds praatten ze makkelijker, of…?

 

Jan: Nee, overdag heb je geen tijd ervoor. 

 

MUZIEK

 

Jan heeft het dus over de jaren ‘60, toen hij op Walcheren begon te werken. Een decennium ná deze passages over Mina’s sombere tijd.

 

Jan: Maar het was heel nieuw dus voor ons toen. Hebben we ook cursussen gevolgd en zulke dingen, om dus, ja goed naar andere mensen te kunnen luisteren, en niet alleen maar te zeggen: het zijn de zenuwen. 

 

Jan ontkent niet dat er bij Mina ook sprake was van fysieke klachten. En hij benadrukt dat hij geen diagnose stelt. Maar toch: 

 

Jan: Het niet eten en niet slapen, dat zijn echt verschijnselen van een depressie. 

 

Maartje: Ja. 

 

Ook de vermelding van de elektroshock vindt hij daarop wijzen.

 

Jan: Dan kreeg je dus door de elektrische schok krijg je dus een soort toeval. En dan word je weer wakker en dan voel je je weer een stuk beter. 

 

Maartje: OK. Maar dat was een manier om van je depressie af te komen? 

 

Jan: Ja, bij bij hele ernstige depressies. Toen had je nog geen antidepressiva, want nu die antidepressiva er zijn, wordt het minder gebruikt. Het zou kunnen zijn, dus, bij wijze van spreken, zij werd 40 en ze zegt: gut nu ben ik al zo oud, wat moet ik verder nog met m’n leven. Hè. 

 

Maartje: Dat is ook meteen het eerste waar ik aan dacht. Ze is 40, dat is toch ook een periode dat je misschien de balans een beetje opmaakt, als vrouw…

 

Jan: En nou zit ik nog steeds lakens van andere mensen te wassen. Met onze huidige manier van denken is dat een logische redenatie. Maar ja, je weet het niet. Ja, gissen. Gissen. En daar moet je altijd heel voorzichtig mee zijn.

 

EINDE MUZIEK

 

Grootmama bleef medische hulp zoeken voor Mina. Samen met Grootpapa reed zij haar naar steeds een andere specialist.

 

MUZIEK

 

DAGBOEK:

 

20 maart 1959. Mina ging voor het eerst naar een homeopaat, die haar grondig onderzocht, en zei dat haar ingewanden absoluut niet werken, en dat dit niets met zenuwen te maken heeft. Zij was erg blij hem geraadpleegd te hebben. 

 

Maartje: Een homeopaat. 

 

Jan: Oh God ja, die weet ik nog. 

 

Maartje: ‘Ze was erg blij hem geraadpleegd te hebben.’

 

Jan: Een charlatan. 

 

Maartje: Ja? 

 

Jan: Een absolute… ja, hij bestraalde mensen ook. 

 

Maartje: Hoe dan? 

 

Jan: Met een stofzuiger. Die zag je namelijk niet, dus dan ging je achter een gordijn, moest je gaan zitten geloof ik, en dan hoorde je een soort geluid en dan kwamen er stralen op je af en dan bleek dat het de stofzuiger was. Maar het hielp wel.

 

Maartje giert van de lach.

 

Maartje: Het hielp? 

 

Jan: Vaak wel, ja. Het placebo…. Misschien heeft ie naar haar geluisterd, hè. Dat zou best eens kunnen hè.

 

MUZIEK

 

En mevrouw, vertel eens, wat is er met u aan de hand? Hoe voelt u zich nou? 

 

Had Mina dromen, idealen? 

 

Kees: Nou dat weet je niet. 

 

Volgens haar neef Kees Marinusse is die vraag niet relevant. 

 

Kees: Je kunt wel een of ander droom najagen, maar als je financieel afhankelijk bent, houdt het op. Is het klaar. Maar ja, laten we wel zijn, wie, wie, welke vrouwen van die leeftijd toen hadden dromen…

 

Sari: Ik denk bijna niemand. 

 

Kees: … en allerlei soorten ideeën om voor zichzelf een bepaalde carrière te gaan doen, toch niemand? Nou ja niemand, maar dat waren echt uitzonderingen. 

 

Sari: Ja. Vooral de vrouwen. 

 

MUZIEK

 

Maartje: Heeft u ook ooit iets geweten van haar liefdesleven of dat ze..? 

 

Sari: Nee. Heb ik nooit wat van geweten. Nee. 

 

Maartje: Of dat ze misschien een gezin had gewild? 

 

Sari: Dat denk ik wel. Maar daar hoorde je ze nooit zoveel over. Nee. 

 

Kees: Ik denk dat ze een heel goede moeder geweest zou zijn. 

 

Sari: Dat denk ik zeker wel. Dat denk ik zeker wel. Ja.  

 

Trix: Nee. Maar voor mij was een kinderwens altijd gelinkt aan de wens om te trouwen. 

 

Trix Marinusse. 

 

Trix: Dus, en omdat ze dat heel duidelijk niet had, dacht ik: nou, dan zal ze ook geen kinderwens hebben. 

 

Rianne: Dan had zij nooit kunnen doen wat zij uiteindelijk heeft gedaan door bij jouw familie te gaan werken. 

 

Haar nicht Rianne Toussaint. 

 

Rianne: Als jij geboren wordt uit een gezin wat het allemaal net kan rooien, je trouwt dan ook met een jongen die uit een soortgelijk gezin komt, dus het is heel moeilijk om je daaruit te ontvechten. En al helemaal, kijk, als jij de verantwoordelijkheid hebt van kinderen…

 

EINDE MUZIEK

 

Rianne: …Ze had denk ik heel veel liefde kwijt gekund in die kinderen en zo, maar zij had gewoon volgens mij een enorme behoefte om zich op wat voor manier dan ook te ontwikkelen. Ik heb me ook wel eens afgevraagd of zij alleen op mannen viel. Of überhaupt. 

 

Trix: Ja. 

 

Rianne: Maar dat weet ik niet.

 

Trix: Dat heb ik me ook wel eens afgevraagd. Maar ja, daar hebben we natuurlijk nooit antwoord op gekregen dus… ja…

 

Maartje: Dat was ook niet iets wat je besprak als je dan haar ging opzoeken in Swerfrust?

 

Trix: Nee. Nou, nee, toen had ik nog niet de ballen om haar dat gewoon straight up te vragen. Dus… ik denk ook wel dat áls ik het had gevraagd, dat ze eerlijk antwoord had gegeven. 

 

Rianne: Dat denk ik ook. 

 

Trix: Ja, dat denk ik ook ja. 

 

Rianne: Want je kon met haar over alles praten. 

 

Trix: Ja. 

 

Volgende keer in ‘Mina & Mevrouw’: 

 

Sari: Dat ze op elkaar gek waren, dat weet ik wel bijna zeker. Maar of dat nou een lesbische verhouding is, dat weet ik niet. 

 

Tante Paulien: Maar ik vraag me af of het waar is, want ze is wel verloofd geweest met iemand die aan tbc is overleden. 

 

Tante Heleen: Ja maar ik ben ook getrouwd geweest, en ik heb drie kinderen en ik leef ook met een vrouw samen, dus..

 

Tante Paulien: Dat is waar. Ja. Nee…

 

André Dekker: Ik ben denk ik nog steeds de enige die uit de kast is in die hele omgeving. 

 

Maartje: En dan heb je het dus over begin jaren ‘90 al.

 

André: Ja, begin jaren ‘90.

 

Maaike Meijer: De eerste liefde dat is een kostschoolliefde. En Engelse kostscholen, die waren berucht hoor, voor dit soort dingen. 

 

Maartje: O ja?

 

Maaike: Ja joh.

 

Maartje: Maar ik kan me toch ook niet voorstellen dat er echt een optie was voor uw moeder om te scheiden of een relatie aan te knopen…?

 

Wim Geertse: Nee. Nee, is niet ooit in haar hoofd opgekomen. 

 

Mina & Mevrouw is een Prospektor / VPRO productie voor OVT en NPO Radio 1 met muziek van Rory Ronde en Eva van Manen en sound design van Wederik de Backer. Stem van Marietje van Lynden: Machtella Hekkema. Creatief producent Eefje Blankevoort, uitvoerend producenten Laura Verduijn en Vera Bachrach. Dagboektranscripties familie van Lynden, research- en montage assistent Lotteke Boogert. Grafisch ontwerp Marieke van der Perk, eindredactie OVT Katinka Baehr. 

 

Partners Zeeuws Archief en Theaterproductiehuis Zeeland, met speciale dank aan Silvie Dees. Deze podcast kwam tot stand met steun van het NPO-fonds, Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, Cultuurfonds Zeeland en een heleboel andere fondsen. Voor meer informatie, ga naar vpro.nl/mina.


 

afleveringen