Was je altijd al zo nieuwsgierig naar de levens van onbekenden?
‘Als kind was ik al gefascineerd door een man bij het Centraal Station. Hij sliep in een doos, die hij had versierd met pornoplaatjes en kerstballen. Hij was mijn held, ik wilde alles van hem weten en verkleedde me ook weleens als hem. Later, in mijn puberteit, brachten mijn vriendin Renske en ik een dag door met een groep alcoholistische mannen in het park, we probeerden aansluiting te vinden bij de Marokkaanse scooterjongens in de buurt, of we belden zomaar aan bij mensen en vroegen of we naar binnen mochten. Daar had ik toen nog geen camera voor nodig, maar ja, dan ben je nog een puber.’
De camera werd voor jou een manier om nieuwe werelden binnen te komen?
‘Ja, als ik nu zomaar aan iemand op straat vraag: ‘Hoi, mag ik met jou mee naar huis?’, denkt diegene dat ik een freak ben. Maar als fotograaf mag dat ineens wel. Dankzij de camera lieten mensen me binnen in hun leven, daarna werd het vaak veel meer dan een fotosessie.
Zoals bij Kim, de ex-heroïneverslaafde die ik acht jaar lang volgde. Wij hadden echt een band; ze belde me met problemen, we zijn zelfs samen op vakantie geweest. Kim had nog nooit de zee gezien, dus nam ik haar mee naar een hotel in Oostende. Dat soort dingen waren alleen mogelijk omdat mijn rol voor haar duidelijk was. Ik was ‘de fotograaf’, dat stempel maakte de verdeling overzichtelijk.’