We thematiseerden te vergankelijkheid door juist het tegenovergestelde op te zoeken: door in die oneindige digitale wereld te duiken en ons helemaal te onttrekken aan het lijfelijke, het eindige, het natuurlijke. Door ons los te koppelen van lichaam, van ego en fysieke werkelijkheid, wilden we een nieuwe waardering zoeken voor wat het betekent om te leven, om een mens te zijn met een lichaam, tussen andere lichamen.
We zien Memento Mori niet zozeer als een optreden dat gelivestreamd wordt, maar meer als iets dat echt in die online ruimte plaatsvindt. We verhouden ons als acteurs niet meer tot de fysieke ruimte van het theater waarin we spelen, maar alleen nog maar tot het scherm. Er was steeds wel een paar toeschouwers bij in het theater, maar die keken tegelijk ook mee op een scherm. Daar was de primaire ervaring te beleven, niet in het theater zelf. We merkten dat we het best geconcentreerdst speelden als er niemand in de zaal was en we helemaal in de online wereld konden opgaan.
We zien spannende nieuwe eigenschappen in deze vorm van theater: je kunt het perspectief van de kijker helemaal controleren, met camerapunten, met filters en lenzen, met elke achtergrond die je maar kunt bedenken. Sommige mensen vinden dat je dit daarom geen theater meer mag noemen, maar daar ben ik het niet mee eens. De geschiedenis laat zien dat technische vooruitgang altijd uitnodigt tot een herdefinitie van kunstdisciplines. Toen rond 1900 de mogelijkheid ontstond om muziek op te nemen, vonden mensen ook dat je zo’n opname geen echte muziek kon noemen. Zo zie ik onze online performance ook, het is een nieuwe vorm, maar het is nog steeds theater. We maken nog steeds gebruik van visuele, tekstuele en muzikale elementen en het speelt zich nog steeds af in het hier en nu, alleen is het ‘hier’ een online ruimte. We gebruikten Zoom om te zorgen dat het een gezamenlijke ervaring bleef, dat wij het publiek ook konden zien en dat we echt samen in de ruimte waren. Anders kun je net zo goed een film maken.