‘Deze zwart-wit film speelt in een klein, protestants dorp in Noord-Duitsland in 1914, vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In de film gebeuren allerlei vreemde, gewelddadige dingen. De film opent met een scène waarin een dokter op een paard aan komt galopperen. Het paard struikelt over een touw dat over de weg gespannen is, niemand weet door wie. Zo gebeuren er meer merkwaardigheden waarvan de boosdoener in het ongewisse blijft: een schuur vat vlam, een vrouw valt in een gat. Er wordt de suggestie gewekt dat een groep kinderen, gebukt onder de absolute en strikte normen en waarden van hun ouders, verantwoordelijk is, maar een ontmaskering blijft uit. Dat is typisch Haneke. Hij houdt ervan om de fantasie van de kijker aan te wakkeren door vragen onbeantwoord en problemen onopgelost te laten. Het is aan de kijker om te gissen hoe het afloopt.
Bertien van Manen is documentair fotograaf. Met een klein cameraatje reist ze de wereld af, naar Oost-Europa, China, de VS. Daar maakt ze intieme, respectvolle foto’s van de mensen die ze ontmoet; snapshot-achtige beelden, waardoor het net lijkt of je erbij bent. Het Stedelijk Museum brengt nu een eerbetoon aan haar werk. Elf zalen, voor elk van de series die ze maakte één. Fysiek zijn die nu niet te betreden, maar online leidt curator Hripsimé Visser kijkers langs alle elf. Door welke werken laat Bertien van Manen zich inspireren? Oftewel, op welke schouders staat Bertien van Manen?
#1 Das Weisse Band
Michael Haneke
Aan het eind van de film wordt de verteller van het verhaal, de dan tachtigjarige schoolmeester, geïnterviewd. Daarin vertelt hij dat de gewelddadige gebeurtenissen die plaatsvonden in dat dorp in 1914 “misschien een aantal dingen in dat land kunnen verklaren”. Daarmee refereert hij naar het fascisme en nazisme van de Tweede Wereldoorlog. De groep kinderen die de misdaden hoogstwaarschijnlijk pleegden, zijn dan volwassen, en – zo suggereert hij – ook dan de daders van het geweld.
De eerste keer dat ik de film zag, was ik echt geschokt. Niet alleen door het onderwerp maar ook door de prachtige manier van filmen; het is bijzonder esthetisch. Haneke schrijft en regisseert alles zelf, hij weet precies wat hij wil en poetst dat wat hem achteraf niet zint met fotoshop weg. Precies het tegenovergestelde van wat ik doe.
#2 A Case History
Fotoserie van Boris Mikhailov
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is Mikhailov een tijd in het buitenland geweest. Bij zijn terugkeer in zijn geboorteland Oekraïne schrok hij enorm. Het land was veel rijker geworden en stond opeens vol met prachtige gebouwen, maar er waren plotseling ontzettend veel daklozen. Mikhailov vond dat hij aan de wereld moest tonen onder wat voor omstandigheden zij leefden. Het werden schokkende beelden. Ik ben er nog steeds niet over uit wat ik ervan denk. Aan de ene kant vind ik heel ontroerend en overtuigend en prachtig. Aan de andere kant is het gruwelijk. Mikhailov ziet zichzelf als een soort Christusfiguur die zichzelf buiten beeld houdt maar wel die mensen toont, in benarde posities. Sommigen hebben hun onderbroek naar beneden, anderen hebben wonden en bulten. Voor een deel van de foto’s in ‘A Case History’ vroeg hij de daklozen te poseren. Er is een foto van een jongen in de sneeuw met ontbloot bovenlichaam, een wezenloze blik in zijn ogen. Liefdevol wordt hij opgevangen door twee anderen. Het weerspiegelt de kruisafname van Christus. Wat ik mooi vind, is dat Mikhailov in elk van zijn foto’s toch een soort empathie weet te brengen, ondanks de schrijnende voorstelling.
#3 The Ballad of Sexual Dependency
Nan Goldin
In ‘The Ballad of Sexual Dependency’ legt Nan Goldin haar eigen leven en eigen vriendenkring vast. De beelden zijn esthetisch en heel rauw. Toen ik het voor het eerst zag, was ik geschokt. Er staan beelden in waarvan je je verbaast dat iemand zulke beelden durft te fotograferen, laat staan te publiceren. Er zijn foto’s van masturberende mensen, van mensen die seks hebben, noem maar op. Wat de vorm betreft lijkt mijn fotografiestijl wel op die van Nan Goldin. Voor mij is vorm ook niet het belangrijkste en gaat het meer om de inhoud. Nan Goldin laat zien wat ik wel zou willen maar niet kan of durf, of uit principe niet doe. Ik heb bewondering voor haar moed.
Als fotograaf loop je steeds op het scherpst van de snede. Continu vraag je je af hoe ver je kunt gaan met het gebruiken van andere mensen, met mensen vastleggen. Als andere mensen niet in de gaten hebben wat voor invloed een camera heeft, dan heb je als fotograaf een enorme macht. Het is de vraag in hoeverre je die macht mag gebruiken. In mijn geval is dat net iets minder ver dan Nan Goldin en Mikhailov doen.’