‘Ik heb Coetzee weleens voorbij zien komen in de kranten in de jaren negentig. Toen dacht ik: “Dit lijkt me nou niet echt iets wat mij trekt.” Tot ik op een dag Disgrace (In Ongenade) tegenkwam in de boekhandel. Ik kocht het, nam het mee naar huis en ben daar niet meer opgehouden met lezen. Vanaf dat moment ben ik alles van hem gaan opzoeken. Hij is één van de weinige hedendaagse schrijvers die mij zo kan grijpen en met wie ik zoveel affiniteit voel qua stijl en wereldbeeld. Sommige mensen vinden hem kil en onderkoeld, maar wat ik er knap aan vind is dat hij de emoties niet benoemt maar ze zichtbaar maakt. Hij kan het verlangen naar contact van mensen die zijn afgesneden van de wereld zo indringend voelbaar maken. De humor in zijn werk waardeer ik ook, maar die ingrijpende kant raakt me echt.
Zijn stijl wordt wel eens karig genoemd en ‘typisch Nederlands’ omdat hij zoveel weglaat. Hij schrijft met schijnbaar achteloze zinnetjes en daar houd ik van. Dat deed ik trouwens al voor ik hem kende, maar sinds ik Coetzee lees voel ik me gesterkt het zelf ook te doen.
Als ik één boek moet kiezen dat me het meest heeft beziggehouden is dat Wachten op de barbaren. Of nee, toch Elizabeth Costello! Dat zijn eigenlijk essays. Schijnbaar eenvoudig maar eigenlijk heel doordacht. Eén citaat is me bijgebleven: '“Ik zei alleen,” zegt ze, “dat onze lezers —onze jonge lezers in het bijzonder —zich tot ons wenden met een zekere hunkering, en dat, als wij die hunkering niet kunnen of willen stillen, we niet verbaasd moeten zijn als ze zich van ons afkeren.’” Ik denk dat Costello daar een punt heeft. Dat de schrijver de hunkering van lezers serieus moet nemen.'