Hugo Koolschijn is sinds 1987 is verbonden aan Internationaal Theater Amsterdam, waar hij onder andere speelde in Fountainhead, Kings of war en Romeinse Tragedies. Koolschijn speelde ook in films, zoals Soldaat van Oranje en Leedvermaak, en in series als Bernhard, Schavuit van Oranje en All Stars. Vorig jaar publiceerde hij zijn memoires, Levensberichten van een toneelspeler. Koolschijn nam als acteur deel aan Decamerone, een gezamenlijk project van VPRO Mondo en ITA.
Een coryfee en een aanstormend talent praten over hun vak of kunst. Aflevering 3: acteurs Hugo Koolschijn (73) en Joes Brauers (21).
In je autobiografie beschrijf je jullie gezin als verstikkend religieus. Had je daar later last van als acteur?
‘Het zat me enórm in de weg. Ik kom uit een intellectueel religieus milieu, een beetje een ivoren toren, van mensen die graag bij de notabelen wilden horen. Een milieu waarin je leert om afstand te nemen. Dan kom je nog maar moeilijk bij het gevoel. Wel is mijn afkomst nuttig, omdat ik door al het bijbel lezen vertrouwd was in de omgang met tekst. Maar direct kunnen reageren, rivaliteit kunnen verdragen en pesterijen, de sfeer van een jongensvoetbal kleedkamer, nee.’
Een boek lezen moest in het geheim, laat staan dat er ruimte was voor zang en dans. Hoe kwam je in aanraking met theater?
‘Omdat ik op de lagere school naar een voorstelling toe ging, en daar konden mijn ouders niks aan doen. Tijl Uilenspiegel en Lamme Goedzak heette het. Het is zeker 60 jaar geleden, maar ik weet het nog precies. Na die voorstelling wist ik: dit wil ik ook.’
Wat precies?
‘Dat de mensen naar je kijken en voor je klappen is meegenomen, maar waar het mij vooral om ging, is iets beleven op dat toneel dat afwijkt van het dagelijks leven. Deel uitmaken van een andere wereld.’
Wanneer ontdekte je de acteur in jezelf?
Al op de lagere school trad ik op. Ik zong een keer Tom Manders’ beroemde liedje 'Twee Motten': “er wonen twee motten, in m’n ouwe jas.” Ik steeg boven mezelf uit, en kreeg een idee van hoe het zou zijn om bij het toneel te gaan. Ik was toen tien.’
De wereld waarin je terechtkwam was veel vrijer dan jouw jeugd.
‘Ja, maar die jeugd was niet alleen maar kommer en kwel. Het was ook een bevoorrecht leven, dicht bij de Haagse duinen waar ik eindeloos kon spelen. En vaak op vakantie naar het buitenland. Ik vond bij het toneel de romantiek die ontbrak in mijn leven. Er zat ook wel iets pathetisch in: willen lijden, verdriet willen voelen.’
Je kwam van de Toneelschool in 1972, in de roerige jaren na Aktie Tomaat. Toneelschoolstudenten smeten tomaten en bierblikjes naar het podium uit onvrede met het gebrek aan vernieuwing.
‘In de jaren daarna was de zaal vaak leeg, op 30 à 40 man per avond na. Dan moet je toch doorspelen. Toen heb ik wel geleerd wat doorzetten is. Het was een roerige tijd, niet voor het eerst stond toneel ter discussie. Zoals ook nu. Al is het nu nóg lastiger voor jonge mensen, omdat er minder subsidie is en meer opleidingen; voor lang niet iedereen is plek. Maar wat er ook gebeurt, of het theater nu afbrandt of al het geld is op, het enige dat je kunt doen is in jezelf geloven en volhouden. Nooit opgeven.’
Hoe zou jij het vak van acteur omschrijven?
‘Buiten jezelf treden, en zo een bijdrage leveren in de beleving van alles wat zich aandoet in theater, alle menselijke emoties en ervaringen. Iets willen beteken voor de medemens, toch. Voor mij persoonlijk was de essentie het overwinnen van de gêne om op te treden en de angst om voor gek te staan. Dat te overwinnen, betekende voor mij het realiseren van mezelf.’
Wat is het belangrijkste vermogen waarover een acteur moet beschikken?
‘Kritiek kunnen verdragen én begrijpen. Ik heb 12 jaar lesgegeven aan de selectiecursus op de Toneelschool, bedoeld om mensen niet te beoordelen in een auditie van een half uur maar op een aantal zaterdagen echt contact te laten maken met het vak. Ik kwam erachter dat het essentieel is of mensen iets kunnen oppakken, en toepassen. Als dat niet lukt, kunnen regisseurs weinig met je.'
Acteren is jezelf laten zien. Hoe ga je om met de kwetsbaarheid van dit vak?
‘Ik was altijd bang dat ik niet goed genoeg was en daar had ik ongelooflijk last van. Ik zocht steun bij collega’s, ging klagen, oh ik vind het zo moeilijk. En dat hoort er niet bij: iedereen vindt het lastig, maar je moet het zelf uitzoeken. Steun zoeken ondermijnt je positie, want de een zegt dit en de ander dat, het geeft alleen maar meer onzekerheid.’
Hoe heb je dat overwonnen?
‘Door het zelf uit te zoeken, zelf te verwerken. De tijd werkt daarbij in je voordeel; langzaam begon ik te geloven dat ik mijn plaats verdiende. Volhouden en blijven leren, zo kweek je zelfvertrouwen. Kijk, het is nooit helemaal goed wat je doet. De regisseur komt altijd met aanwijzingen om het anders te doen, je bent altijd aan kritiek onderhevig.’
Waaruit put je inspiratie?
‘Gedrag observeren is voor mij het belangrijkst. Alles wat ik zie, lees of hoor leert mij iets over menselijk gedrag. Zo sta ik afgesteld. De kracht van een acteur is dat die in staat is om gedrag te observeren. Wanneer ik op een verjaardag kom en ik voel in die kring van mensen dat er wrijving is, dan zie ik waaraan dat ligt. Dat komt omdat een acteur geleerd heeft zich te verplaatsen in mensen.’
Wanneer houd je van dit vak, en wanneer vervloek je het?
‘Als het afgelopen is, ben ik dólblij en dankbaar dat het is geslaagd. Maar ik vervloek het als het in een repetitieperiode niet lukt om te doen wat ik wil. Of als het botst met wat de regisseur van me vraagt, en me teveel wordt voorgeschreven. Dan kom je scheef te zitten, en doe je soms iets tegen je wil, en dat vind ik vervloekt vervelend.’
Als je wakker ligt, waarvoor ben je dan bang?
‘Dat ik niet voldoe, dat ik het niet red. Dat ze beter een ander hadden kunnen nemen. Of omdat er spanning is met een collega met wie ik een grote scène heb. Dan is het zaak je daardoor niet van je à propos te laten brengen, maar je eigen koers te varen. Maar is dat dan wel de juiste, daar lig ik dan óók weer wakker van. Nou ja, het complex van al die dingen.’
Wat zie je als het hoogtepunt van je carrière?
‘Ik heb een hoofdrol in een stuk van de Zweedse grootmeester van de psychologische karaktertekening: cineast Ingmar Bergman. In Scènes van een Huwelijk wordt een huwelijk ontleedt met de scalpel: vlijmscherp en genadeloos. Ongelooflijk mooi. Het stuk is een succesnummer dat sinds première in 2005 zo’n beetje elk jaar wordt hernomen, vorig jaar nog.’
Je gaat al zolang mee. Wat is je belangrijkste inzicht?
‘Ik heb lang gedacht dat ik ook werkelijk moest voelen wat ik speelde, omdat het anders niet authentiek is. Onzin. Als je gaat modderen met je gevoel, wordt je spel er niet beter op. Je moet kiezen voor een vorm, een techniek die werkt, dan komt de authenticiteit vanzelf mee. Vorm is dat je zegt: ik kijk mijn tegenspeler niet aan, of ik doe het op die en die energie, ik maak geen pauze of juist wel. Dan komt je tot iets.’
Je wordt dit jaar 74. Stoppen of doorgaan?
‘Stoppen is een gedachte waar ik af en toe mee speel. Er staat nog zoveel op stapel: ik heb een vaag plan voor een boek, en komend najaar speel ik in een nieuwe productie bij ITA, Op hoop van zegen in regie van Simon Stone. En ik speel in o.a. De dingen die voorbij gaan, naar de boeken van Louis Couperus. Stoppen kan altijd nog.’
Dit interview is onderdeel van de serie Oude Rot, Jonge Hond gemaakt door Ilse van der Velden met fotografie van Geert Broertjes. Lees ook het interview met Hugo's vakgenoot en 'Jonge Hond' Joes Brauers.