Adelheid Roosen is artistiek leider van theatergezelschap Zina, actrice en schrijfster. In haar vernieuwende voorstellingen staat de ontmoeting met de ander centraal, en snijdt ze beladen thema’s aan zoals eerwraak, huiselijk geweld, homoseksualiteit in de Islamitische wereld. In het drieluik Vijf op je Ogen (1989), De Gesluierde Monologen (2003) en Is.Man (2006), brengt ze theatermakers en publiek in contact met de wijken en hun bewoners. In 2009 maakte Roosen een documentaire over haar moeder met Alzheimer, Mam, genomineerd voor een IDFA Award. Vanaf 2010 ontwikkelde Roosen de ‘adoptiemethodiek’, waarbij theatermakers tijdelijk gaan inwonen bij wijkbewoners, in binnen- en buitenland. In 2014 trok Roosen tijdens de voorstelling Dantons dood bij Internationaal Theater Amsterdam met 100 wijkbewoners de schouwburg binnen voor een overnachting ter plekke, en creëerde zo een disruptieve theaterhappening met als doel de schouwburgen open te breken voor het publiek. Roosen ontving verschillende prijzen, waaronder de Amsterdamprijs, voor haar grensoverschrijdende bijdrage aan de kunsten, de Prosceniumprijs en de Van Praagprijs. In 2017 kreeg ze de Amerikaanse LPTW Gilder/Coigney International Theatre Award ‘voor artistieke excellentie.’
Een coryfee en een aanstormend talent praten over hun vak. Aflevering 1. Adelheid Roosen (62) en Eline Arbo (34). Allebei geëngageerde regisseurs met een rotsvast geloof in theater als drijvende kracht van verandering.
Je komt uit een streng katholiek nest en bent met harde hand opgevoed. Wat heb je daaraan overgehouden?
‘Ik heb als kind leren spelen met wat zich aandiende in de natuur: stokken, stenen om mee te bouwen, bomen, wilde eenden, zand. Door geen speelgoed te hebben en niet thuis te willen zijn, waar mijn moeder was, heb ik buiten veel ontdekt. Dat heeft me gevormd. Daar zat mijn geluk.’
In het zelf creëren, in alle vrijheid.
‘Ja. En nog steeds als ik een dikke stift pak om iets uit te tekenen, zak ik eigenlijk daarin terug. Een soort dromerige verstilling, waarin ik kan verdwijnen.’
Hoe kwam je in dat milieu toch in aanraking met theater?
‘Er waren anderen voor nodig om me erop te wijzen dat toneel bij me zou passen. De decaan schatte mijn temperament juist in, en nam de moeite bij mijn ouders aan te bellen met een flyer van de toneelschool. Maar dat viel niet in goede aarde. Tot er een uitvaller was bij de toneelavond, en hij wéér naar mijn moeder stapte: of ik hem uit de brand kon helpen en de rol overnemen. Daaraan kon mijn moeder vanwege haar geloof geen weerstand bieden, iemand helpen hoorde je te doen. Dus ze liet me gaan. Ik speelde een vrouw met een parelketting. De zaal bulderde van de lach, en docenten kwamen na afloop naar me toe: dát was goed zeg. Maar het zakte weg, ik deed er niks mee. Dat ik toch op de toneelschool belandde, kwam doordat iemand me meesleepte.’
De stimulans moest uit je omgeving komen.
‘Het is lastig uitleggen wat het met het toekomstperspectief van een kind doet als het geweld heeft meegemaakt, zoals ik. Ik verstilde, was verlamd, blanco, leeg - allemaal termen voor datzelfde gevoel. Maar die decaan kuste mijn interesse in theater wakker. Die stootte tegen de glazen kist. Op de Toneelschool mócht ik ineens van alles. Ik mocht mijn fantasie ongebreideld laten gaan. Daarbij greep ik terug op de ervaringen uit mijn kindertijd, ik maakte decors van herfstbladeren en luciferhoutjes. Als we ongesteld waren, lieten we dat lekken op mooi dun vloeipapier en daar maakten we een achtergronddoek van. Man, ik héb wat uitgevonden in die tijd.’
Doornroosje kwam weer tot leven. Wat betekent theater maken voor jou?
‘Je creëert elke avond een unieke, eenmalige ervaring, en in mijn ogen lijkt dat op het proces van het leven zelf. Het is net een boeddhistische zandtekening: het is er, en daarna is het voor altijd weg. Een theatervoorstelling is voor mij de ultieme beleving daarvan. Misschien is dat de vrucht van al dat gedwongen buitenleven in mijn kindertijd: mijn sterke besef van de vergankelijkheid. Als ik na afloop van een voorstelling uit de kleedkamer kom, en de techniek gedag zeg, loop ik altijd over het lege toneel om te kijken naar het afbreken van het decor. Dat ervaar ik als helend. De cirkel is weer rond.’
Wanneer besloot je van theater je vak te maken?
‘Dat was geen beslissing, maar een proces. De eerste jaren dat ik werkte, deed ik van alles. Theater, tv, decors bouwen, een documentaire maken in Afrika. Wow, dacht ik bij alles. In het programma VARA’s Nachtshow had ik de eerste SM-act ooit op tv, en de eerste transgender. Dat gaf enorme ophef. Ik moest me aan de talkshowtafels verantwoorden. Ik had me niet gerealiseerd dat ik te maken zou krijgen met voor en tegen, ik was gewoon de wereld aan het verkennen.’
Vanuit je jeugd bracht je een zekere naïviteit mee, die je in staat stelde onbevooroordeeld op onderzoek uit te gaan, niet gehinderd door bestaande kaders. Dat wekte weerstand.
‘Ja. Ik kwam uit een naïeve wereld waarin ik lieveheersbeestjes in het bos liet lopen op een snelweg van wc-papier, en eigenlijk was ik als volwassene nog steeds aan het spelen. Ik dacht bij alles: oh wow! Een vriend zei ooit tegen me, dat ik als kind eigenlijk iets heel slims heb gedaan: ik heb mijn autonomie beschermd. En die heb ik weten te behouden. Journalisten vragen altijd naar mijn methodiek. Aanbellen, zeg ik dan, maar ze denken dat dat een metafoor is. Aanbellen is wat een gemiddelde burger niet doet, maar ik had andere wetten en regels. Ik was als kind een zwervend leven gewend, en ik ben blijven doen wat ik altijd al deed: buiten de wereld verkennen. De straat oversteken en aanbellen, binnenkomen, kennis maken. Op die manier heb ik contact gemaakt met de moslimgemeenschap en andere groeperingen in de samenleving.’
Je zet theater in als verbindende en emanciperende kracht. Daarin sta je net als Eline Arbo op de schouders van Brecht. De grote vernieuwer die geen theater wilde dat mensen in slaap sust, maar dat inzicht geeft in de maatschappelijke en politieke situatie.
‘Ik geloof dat de verbeelding werkelijk noodzakelijk is om verschraling van het leven tegen te gaan. De welvaart is als zoete moedermelk, verslavend. We leven in een economie die de illusie geeft van controle door bezit te vergaren en te consolideren. We erkennen de schraalheid niet, die zo is ontstaan en vertalen een gevoel van gemis in consumentengedrag. Een volkstrauma, noem ik dat.’
We leven in een tijd van toenemende polarisatie. Kan de verbindende kracht van theater daarin iets betekenen?
‘Je moet je niet laten verlammen door grote vragen. Het individu is heel goed in staat om een deel van de wereld aan te pakken. Tijdens de WijkSafari’s leef ik met makers en bewoners maandenlang samen in een wijk, dan volgt een repetitieperiode van weken, en dat hele proces ís het kantelen van de polarisatie. En het publiek ziet dat ook. De hele wereld mag zeggen wat ‘ie wil, met chocoladeletters van koppen in de krant die moord en brand schreeuwen. Maar ik weet dat er iets ontstaat als we op de bank gaan zitten bij iemand thuis, en ons niet gedragen als wetenschapper of journalist, maar gewoon als mens. Zoals in het citaat van Levinas: “In jouw aangezicht ontmoet ik mijzelf.” En dat is geen gevoel, dat is een feit.’
Aan de andere kant zien we momenteel een versnelling in emancipatieprocessen door bewegingen zoals MeToo en Black Lives Matter.
‘De polarisatie neemt toe omdat nergens onderweg het besluit wordt genomen om het te veranderen. Inclusief zijn is een besluit dat genomen moet worden, net zoals ooit is besloten om de Deltawerken te bouwen. Dat was een gigantische onderneming, maar het kon, dat hebben we laten zien. Dus dit kan ook. Een Wijksafari is een klein ding vergeleken met het veranderen van de samenleving als geheel, maar het kán.’
Waar het geloof in de maakbaarheid van de samenleving in het algemeen is afgenomen, niet bij jou.
‘Omdat ik het voor mijn ogen zie gebeuren, in de voorstellingen die ik maak. Ontmoetingen ontstaan, het ijs breekt, mensen maken kennis en er groeit begrip. Het geluk van ons team is dat we de mensen kunnen tellen die wakker zijn, want we waren erbij. Ik haal inspiratie uit een macrobeeld, en richt het op een microproject.’
Niet iedereen is positief over een ‘wijksafari’ naar Amsterdam-Noord. Safari als in kijken naar exotische dieren - kun je je voorstellen dat bewoners dat als beledigend ervaren?
‘Dat ben ik me gáán voorstellen, ook al is het natuurlijk helemaal niet zo bedoeld. Ik ben bezig de titel te veranderen, omdat ik die kritiek respecteer. Als het wordt ervaren als beledigend, moet het weg.’
Je kreeg de Van Praagprijs omdat je volgens de jury ‘onvermoeibaar’ vecht voor een wereld waarin medemenselijkheid een nieuwe kans krijgt. Maar zeg eens eerlijk, ben je het nooit eens zat? Hoe laad jij je op?
‘Ik laad me op aan het werk zelf. Dat voedt me. En ik ben niet makkelijk te frustreren. Ik denk dat wij mensen zoveel meer te geven hebben. Als er een metalen klem om je hart zit omdat je in de greep ban bent van een systeem, of dat nu een werkgever is of een slecht huwelijk, raak je uitgeput, ja. Dan moet je je na een uur op het toilet opsluiten om even te kunnen ontspannen.’
Je bent nu 62. Wat hoop je nog te bereiken?
Niks! Hahaha! Ik zeg dat in alle vrolijkheid. Ik denk in termen van eb en vloed, van het grote effect van kleine druppels, die bestaan uit alles wat je in een heel leven hebt gedaan voor anderen, en wat anderen voor mij hebben gedaan. En dat ís het. Wat daarvan overblijft, blijft over, en wat verdwijnt, verdwijnt.’
Dit interview is onderdeel van de serie Oude Rot, Jonge Hond gemaakt door Ilse van der Velden met fotografie van Geert Broertjes. Lees ook het interview met Adelheids vakgenoot en 'Jonge Hond' Eline Arbo.