John Giraneza en Marie Jeanne Uwimana wonen in Rweru, een bijzonder dorp in de Bugesera regio in Rwanda. In dit zogenaamde ‘verzoeningsdorp’ bouwde de Rwandese overheid 130 huizen, waar overlevenden van de genocide zij aan zij wonen met de families die hen probeerden te doden.
Delphine: Hoe zijn jullie hier terecht gekomen?
John: “Voor de genocide tegen de Tutsi’s had ik een grote familie hier in Rweru. Mijn vader had 10 vrouwen en 37 kinderen. Hij overleed al eerder. Mijn moeder, de andere negen vrouwen en 27 van mijn broers en zussen zijn in 1994 vermoord tijdens de genocide. Zelf raakte ik zwaargewond. Mijn schedel lag in tweeën, waardoor ze me aanvankelijk voor dood aanzagen. Later ben ik naar het ziekenhuis gebracht en heb ik 135 dagen in een coma gelegen. Zes jaar woonde ik in het ziekenhuis, waar medische zorg was voor de overlevenden. Daarna leefde ik acht jaar lang op straat, want alles was vernietigd en ik had geen plek om naar terug te gaan. Tot mensen van de overheid me opzochten en vertelden dat er in Rweru huizen werden gebouwd voor overlevenden van de genocide.
In het begin waren mensen erg bang om in deze huizen te wonen. Ze dachten dat de aanvallers weer terug zouden komen. Ook ik had altijd een machete bij me, om mezelf te verdedigen. Maar naarmate de tijd verstreek, zag ik in dat ik zo in een soort duisternis bleef hangen. Ik kon niet eens een taxi instappen zonder te kijken of de andere inzittenden Hutu’s, Tutsi’s of Twa’s waren. Op een dag hoorde ik een verhaal uit de bijbel over Zacharias. Hij had gezondigd maar werd toch vergeven door Jezus. De dag dat ik besloot om te vergeven was ook de dag dat ik het licht weer zag.”
Delphine: Kun je vertellen hoe je je vrouw hebt ontmoet? Waren jullie verliefd?
John: "Op mijn 35ste vroeg ik God een verloofde en hij gaf me deze prachtige vrouw. Hij liet me een meisje zien wiens vader mijn hele familie had vermoord, maar omdat ik geloofde dat dit een boodschap van God was, ging ik toch naar haar toe. Ik kende haar als een gelovig en hardwerkend meisje van de kerk. Toen ik naar haar toeging, zei ze eerst nee. Maar twee dagen later stond ze toch voor mijn deur, dat was op een dinsdag, dat weet ik nog. Op vrijdag lieten we ons samen testen op hiv en op zondag woonden we samen. We waren verliefd, bereid om de strijd met onze families aan te gaan en klaar om samen te wonen, omdat God het zo gezegd had. Nu zijn we gezegend met vier kinderen. Er is geen sociale status meer. We zijn allemaal Rwandezen.”