Hoewel Ulysses slechts de gebeurtenissen van één enkele dag beschrijft, waarop niet eens zo veel bijzonders gebeurt, is het een tombola van zinspelingen, verwijzingen, dubbele betekenissen, parallellen en parodieën. Joyce verkent in Ulysses de grenzen, niet in het minst die van de taal. Alle registers en stilistische vormen worden van stal gehaald. Associaties vermengen zich met associaties, voegen zich samen met andere denkprocessen, en vormen tezamen die grote golfstroom van gedachten waarop de lezer zich laat meevoeren. De achttien hoofdstukken uit Ulysses - de Latijnse naam voor Odysseus - corresponderen elk met episodes uit de Odyssee van Homerus. Zo doemt achter Leopold Bloom de figuur van Odysseus op, de held van Ithaca, achter Molly Bloom zijn vrouw Penelope, en achter Dedalus zijn zoon Telemachus. Alsof dat de roman niet al complex genoeg maakt gaat iedere episode vergezeld van een eigen kleur, symbool, lichaamsdeel, kunstvorm en schrijftechniek.
Het is een roman die zacht gezegd niet bekend staat om zijn toegankelijkheid. Joyce’s vrouw Nora las na het verschijnen slechts 27 pagina’s van de roman. ‘And that, as Joyce pointedly said, included the title page,’ schrijft Joyce-vorser Edna O’Brien fijntjes in haar biografie. Zanger Rufus Wainwright, wiens moeder van Ierse komaf was, vertelde onlangs in een interview dat hij net voor de tweede keer een poging had gedaan Ulysses te doorgronden. ‘Als ik zeg dat ik de helft ervan begrijp, lieg ik denk ik nog. Ik snap er eigenlijk geen snars van, maar de taal is prachtig en ik merk dat er toch zinnen blijven hangen en dat ik na een paar pagina’s soms dagenlang blijf denken aan bepaalde beelden die de tekst oproept.’ James Joyce zelf zei erover: ‘Ik heb er zoveel raadsels en puzzels ingestopt dat de professoren nog eeuwenlang zullen ruziën over mijn bedoelingen, en dat is de enige manier om je van je onsterfelijkheid te verzekeren.’
Het zijn altijd individuen die aan de basis staan van vernieuwing in de kunst. Vernieuwing is geen doel op zichzelf, het is er, soms. Het is er bijvoorbeeld als de Duitse popgroep Kraftwerk, bij gebrek aan vaderfiguren, de bedding legt voor de ontwikkeling van de elektronische popmuziek. Door de zwarte recente geschiedenis hebben Duitse kunstenaars na de Tweede Wereldoorlog geen vaders om zich aan te spiegelen, hooguit grootvaders. Dat is lastig, maar zo’n schone lei schept ook nieuwe mogelijkheden. Na de excessen van het Derde Rijk is het de hoogste tijd voor nieuwe vormen van autonoom denken. Een ideale bedding voor vrijdenkers. Ralf Hütter van Kraftwerk: ‘When we started it was like, shock, silence. Where do we stand? Nothing. Classical music was of the 19th century, but in the 20th century, nothing. We had no father figures, no continuous tradition of entertainment. Through the 50s and 60s everything was Americanised, directed towards consumer behaviour. So, we were part of this ’68 movement, where suddenly there were possibilities, and we performed at happenings and art situations. Then we started just with sound, to establish some form of industrial German sound, and then we founded our Kling Klang studio: the German word for sound is ‘klang’, ‘kling’ is the verb. Phonetics, establishing the sound; we added more electronics. You had these performances from Cologne radio, Stockhausen, and something new was in the air, with electronic sounds, tape machines. We were a younger generation, we came up with different textures.’