Eric de Vroedt (1972) gaat zitten na een lange dag repeteren, gooit een espresso naar binnen en ontbrandt vrijwel direct in een even vlammend als weldoordacht betoog over wat theater vermag in de wereld van nu, waarin ‘iedereen zijn eigen waarheid heeft en zich in het maatschappelijk debat vastzet in zijn hoogstpersoonlijke loopgraaf.’ Met ingang van dit theaterseizoen is De Vroedt de nieuwe man bij Het Nationale Theater, voorheen het Nationale Toneel, wat hem, als hoofd van het grootste gezelschap van Nederland, op een sleutelpositie brengt in de Nederlandse theaterwereld.
In zijn werk paart De Vroedt tempo en spanning van eigentijdse Netflixseries, films en stand-up comedy aan intelligent uitgewerkte, diepgaande en in wezen klassieke sociaal-maatschappelijke thematiek. Zo ontstaat relevant, maar ook sexy en aantrekkelijk theater dat van het toneel af spat. Hij maakte naam met Mightysociety (2004-2014), tien producties over actuele onderwerpen. Daarnaast regisseerde hij, al even goed ontvangen, repertoirevoorstellingen bij Toneelgroep Amsterdam, zoals A Streetcar Named Desire (2008, ‘ijzersterk verhaal met dramatisch vernuft aangepakt’), Glengarry Glenn Ross (2009, ‘haarscherp beeld van het failliet van onze maatschappij’) en meest recent Koningin Lear (2015, ‘haast beter dan het origineel’).Zijn debuut bij Het Nationale Theater maakte De Vroedt met Race (2016), een meesterlijke voorstelling met Mark Rietman waarin de regisseur op doordachte wijze een van de gevoeligste onderwerpen aansnijdt van deze tijd: racisme en white privilege. Momenteel werkt hij aan The Nation, een zesdelige theaterthriller waarin de vermissing van een jongetje uit de Schilderswijk het begin vormt van een groot verhaal over stad, instituties en de stand der natie. De eerste drie delen gaan in première tijdens het Holland Festival in juni dit jaar.
Wat artistiek leider Eric de Vroedt betreft, staat Het Nationale Theater vanaf nu met de poten in de klei van de samenleving. ‘We kunnen de wereld niet overlaten aan de actualiteitenrubrieken’. Zevende van acht interviews met Nederlandse cultuuriconen bij de televisieserie Made in Europe. Thema deze week: individualisme.
Uw eigen werk brandt van actualiteit, maar u regisseerde ook bestaand repertoire. Hoe verhoudt zich dat?
Eric de Vroedt: ‘Eigenlijk ben ik geen repertoireman, ik heb me er juist altijd tegen afgezet, ik was de grote repertoirehater. Mijn credo was: stop nou met de Ibsens, Tsjechovs en Shakespeares, want die stukken vertellen helemaal niks meer over onze tijd. Vooral in 2002, 2003 voelde ik dat sterk, met de nasleep van 11 september, de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de opkomst van het terrorisme en de globalisering. Dan kun je niet meer aankomen met iets dat zich steeds maar afspeelt in dat ene fjord. In die tijd vond ik de discussies in De Balie, op televisie en in de krant niet alleen interessanter, maar ook dramatischer dan wat ik in het theater zag.
De wereld was in rep en roer, maar in het theater leefde nog de overzichtelijkheid van de samenleving van de jaren vijftig, zestig. In een beroemde discussie tussen Ivo van Hove en Johan Simons argumenteerde Van Hove dat het toneel geen actualiteitenrubriek is. Wat moesten ze dan doen op toneel na zo’n moord, de brieven van Theo van Gogh voorlezen? Er heerste grote onmacht om daar mee om te gaan. We hebben minstens tien jaar nodig om te kunnen reflecteren, werd er gezegd. Nou, veel grote regisseurs en gezelschappen hebben nu na zeventien jaar nog steeds niet gereageerd. Ik weet niet hoeveel tijd ze nog nodig hebben.’
En toen kwam u, met Mightysociety.
‘Ik dacht oké, dan ga ik het doen. Ik ga tien stukken schrijven die rechtstreeks reageren op de actualiteit, zonder in de valkuil te vallen van die actualiteitenrubriek of in de andere grote valkuil, het vormingstheater van de jaren zeventig. Waarvan een enorme afkeer was ontstaan in de jaren tachtig, negentig toen het theater vooral draaide om esthetiek en vormvernieuwing. Vormingstheater gold als moralistisch, lelijk, links en pamflettistisch, leerden wij op de Toneelschool. Iets maken over politiek kon niet meer. Wij zijn opgeleid in onthechtheid. Een stuk over de dagelijkse omgeving, met bijvoorbeeld een Albert Heijn, kwam niet voor. In de stukken uit de jaren negentig komt Albert Heijn niet voor.’
U bent van de reeksen: tien delen Mightysociety, zes delen The Nation. Waarom is dat?
‘Om mezelf te dwingen me eraan te houden, ook als het zou mislukken na een of twee keer. Om toch door te gaan en te blijven zoeken naar de doorgaande lijn: hoe kun je als makers dan wél reageren, je wel verhouden tot de wereld? Wij theatermakers mogen de wereld niet aan de actualiteitenrubrieken overlaten. We moeten onze unieke vaardigheden inzetten om die wereld te doorgronden, en vorm te geven op toneel. Het drama om ons heen gaat niet meer weg. Maar theater kan ons leren leven met drama. Dat is de essentie van goed theater.’
Toch oogsten uw repertoirestukken minstens zoveel lof als Mightysociety.
‘Toen Toneelgroep Amsterdam zich actief ging inzetten voor jonge regisseurs van buitenaf, was dat een kans die ik moest pakken. Maar de politieke slagkracht van repertoire blijft beperkt. Hoe inventief je ook bent, het blijft moeilijk om met Tsjechov iets te zeggen over de actualiteit. En misschien moet je dat ook niet willen. Gek genoeg hadden die stukken meer emotionele impact dan mijn politieke werk, toeschouwers kwamen me betraand vertellen hoezeer ze waren geraakt. Bij politiek blijft het moeilijk om het publiek zo te raken. Tot mijn grote frustratie, dat begrijp je.’
Politiek is cerebraler dan de Sehnsucht van drie zusters.
‘Terugkijkend zie ik dat ik ook veel heb kunnen vertellen in repertoire. Ik ben nu een stuk ouder, 45, en me door de jaren heen bewust geworden van m’n eigen blinde vlekken. A Streetcar Named Desire bijvoorbeeld wilde ik inzetten op de verhouding tussen Stanley en Blanche. Hem liet ik spelen door een Marokkaanse acteur, want Stanley is een Poolse immigrant in het stuk, en ik wilde de multiculturele worsteling laten zien. Maar toen ik het later nog eens terugzag, realiseerde ik me dat het eigenlijk over mijn moeder ging. Blanche is mijn moeder, een gretige vrouw die niet geaccepteerd wordt in een mannenwereld.’
Waar komt uw engagement vandaan?
‘Dat denkt iedereen altijd, dat ik geëngageerd ben. Maar mijn probleem is juist dat ik níet geëngageerd ben, ik ben iemand die zich graag wil engageren en dat doe ik door stukken te maken. The Nation, waaraan ik nu twee jaar werk, speelt in de Schilderswijk. Ik weet geen reet van die wijk, ken geen mensen in de Schilderswijk en de problematiek daar is echt een ver-van-mijn-bedshow. Maar het is onze wereld, en die kunnen we niet negeren. Het hele multiculturele drama wordt belichaamd door die wijk. En omdat ik er niks van weet, ga ik middenin die wijk staan, ga ik gesprekken aan. Ik maak vrienden, en ik maak ook fouten, maar ik ga door, loop hele dagen mee op de school en met de politie. Want ik moet er iets van vinden, ik moet erover schrijven. Het wekt vragen bij me op. Ik merk in wat voor geprivilegieerde wereld ik eigenlijk leef. En ik moet daar iets mee.’
Waar komt die drive vandaan?
‘Ik denk uit mijn jeugd. Waar mijn moeder van overliep, daarin was mijn vader het tegenovergestelde. Hij was een cynische man, teleurgesteld in het leven. Ik was, zoals zoveel kinderen in die tijd, lid van de Waddenvereniging. Ik liet hem prachtige foto’s zien van het Waddengebied, kijk pa wat mooi. En hij zei alleen maar: ingekleurd, die foto’s. Met andere woorden, niks waard. Ik schrok enorm van zijn cynisme. Dat nooit, dacht ik.’
U maakt stukken uit angst om net zo te worden als uw vader?
‘Misschien wel. Ik ben misschien wel voor alles een man die niet cynisch wil zijn.’
Wie zich wil verhouden tot de wereld van vandaag, is wel even zoet.
‘De wereld beukt op onze deur en de samenleving verandert continu, maar we hebben geen tijd om ons er echt in te verdiepen. Ik voel me overvoerd, onrustig en onmachtig. We lijden aan een maatschappelijke burn-out, we neigen tot afhaken, worden onverschillig. Onze keus is om die onverschilligheid niet te kopiëren. De stukken zijn een poging om mezelf te activeren en de worsteling aan te gaan met wat elke dag op de deurmat ligt. Ik hoef niet eens een oplossing te vinden, de worsteling zelf vind ik al heel wat.’
Wat is het hoogst haalbare, in het theater?
‘Goede kunst geeft vorm aan de chaos die ons omringt. Je zet het op toneel met tekst, acteurs, licht, geluid, en ineens wordt het een verhaal en heeft het vorm – daar gaat het om. De vorm maakt de inhoud los, en op z’n best ontstaat dan een moment vergelijkbaar met de klassieke Griekse katharsis, waarop alles samenvalt en je even denkt: shit, nu snap ik de wereld en de mensen. Misschien gebeurde dat wel in Race. Dat maakte discussie los: wat onmogelijk lastig, deze discussie over vooroordelen, wat moeten we daar nu eigenlijk mee. Dat zijn de mooiste momenten.’
Nieuwe leiding, nieuwe wind. Welke koers gaat u varen?
‘Het Nationale Theater moet voor alles een gemeenschapshuis worden. Juist in Den Haag, juist omdat we Het Nationale Theater zijn in de Koninklijke Schouwburg. Een elitaire plek. Maar het is een podium van de stad, en ik wil ik dat nieuwe groepen in de stad ook een thuis vinden in ons theater. Dat is nu niet aan de hand. Het is ook niet makkelijk, de mensen komen niet vanzelf. Dus we zijn begonnen met investeren. The Nation maken we met de wijk samen.’
Lukt dat? Ze staan vast niet te dringen. Waar slaan mensen op aan?
‘Door stukken te maken over onderwerpen die de stad echt aangaan. Race was de eerste, de eerste keer ook dat het Nationale Toneel met gekleurde acteurs iets deed over racisme op het podium van de Koninklijke Schouwburg, het meest prominente podium van het land. Dat juist de Koninklijke Schouwburg dat doet, vinden mensen bijzonder, het betekent erkenning en dat wordt serieus genomen. The Nation gaat over politiegeweld, jihadisme, de islam, onderwerpen die hen raken. We hebben een netwerk opgebouwd in de Schilderswijk, mensen praten mee over het stuk en geven feedback. En we gaan het nog breder trekken met onze HOT-avonden, theatrale avonden waar veel ruimte is voor het debat, zoals Racisme is HOT, Idealisme is HOT, Politiek is HOT en binnenkort volgen avonden over nationalisme en romantiek. We willen hét debatpodium zijn van de stad.’
Geen geringe ambitie.
‘Nee. En het gaat niet vanzelf, het is ook niet alleen maar leuk. We nemen een risico, want het traditionele Haagse theaterpubliek komt juist voor repertoire. Het was spannend of ze ook naar Race zouden komen. Belangrijk ook is dat we een barbaarse groep willen zijn in de definitie van Alessandro Barrico: niet schuwen om grote, diepzinnige onderwerpen op een spectaculaire manier aan te pakken. Niet als verleidingstactiek, maar om de impact te vergroten. Race bevat bijvoorbeeld elementen uit stand-up comedy. De manier waarop de acteurs praten is die van stand-uppers, en de snelheid van het stuk is die van hedendaagse tv-series. We noemen The Nation niet voor niets een theaterthriller, we behandelen maatschappelijke thema’s zoals The Wire dat doet. Dat zijn de culturele referenties van nu en daar maken we gebruik van. Onze grote uitdaging is om een breder, jonger publiek te trekken.’
Theater kent steeds nieuwe stromingen. Waar zitten we nu, volgens u?
‘Volgens De romantische orde van Maarten Doorman verkeren we nog steeds in de Romantiek. In ons verlangen onszelf te zijn en naar de grote gevoelens. Maar dan wel een zwarte, doorgedraaide romantiek. Er heerst een totale fixatie op het ik. En we leven in de tijd van de informatiebubbel; de waarheid bestaat niet meer, het is nu: ik heb mijn eigen waarheid.’
Past engagement daar überhaupt nog in?
‘Eerst even hebben over het begrip engagement zelf, want dat wordt nogal eens verward met heldendrang. Het schiet vaak door. Op het nieuws over vluchtelingen reageren door af te reizen en te helpen in het kamp is mooi, maar hoe lang hou je dat vol? En dan? En wie help je nu het meest, die mensen of je ego? We voelen ons schuldig en willen graag iets doen. Maar het is ontzettend moeilijk om gericht te zijn. Echt engagement is iets van lange adem. Mijn hoop voor mijn jaren bij Het Nationale Theater is dat we de ruimte krijgen voor die lange adem. Dat moeten we bewaken, in deze tijd van flexibilisering waarin de neiging bestaat om steeds te kiezen voor de korte baan. Maar om echt verdiepend te werken is rust nodig. En continuïteit.’