Binnen het thema van de Cello Biënnale – The Acting Cello – tekende regisseur, actrice en celliste Dagmar Slagmolen voor drie voorstellingen: een theaterversie van Instant Happiness, de derde reprise van Cellostorm en De meester en Margarita. Slagmolen vertelt over haar werkwijze en ook Cello Biënnale-directeur Johan Dorrestein schuift aan.

Dagmar Slagmolen is een universeel talent, ogenschijnlijk achteloos slecht ze de muren tussen muziek en theater. Na de toneelschool richtte zij met violist Rosa Arnold (die inmiddels zelf is doorgebroken met het Ragazze Quartet) theatergroep Via Berlin op. ‘In 2012 maakte ik met het Cello8ctet de familievoorstelling Cellostorm, die nog steeds met veel succes in binnen- en buitenland wordt opgevoerd. Het idee om met uitsluitend musici theater te maken is daar geboren. Dat varieert van een deels geënsceneerd concert tot en met een complete ­theatervoorstelling door musici.’

Op vierjarige leeftijd begon Slagmolen met een circusopleiding, daarna volgden verschillende theatercursussen en de vooropleiding van de dansacademie. ‘Vanaf mijn negende speel ik cello, al heb ik eigenlijk nooit overwogen om alleen muziek te maken. Mijn liefde ligt bij het theater, maar als hoofdverteller gebruik ik graag muziek, vooral klassiek.’

Haar voorstellingen hebben een helder uitgangspunt. Hoe laat je horen, en vooral zien, dat muziek een heel verhaal kan vertellen? En dan niet op een musicalmanier,  waarbij het verhaal tijdens de liedjes vaak tot stilstand komt. ‘Veel muziekopleidingen missen aandacht in het curriculum voor lichamelijke expressie. Wij “kijken” naar concerten, dus moet je ook leren hoe je je lichaam kunt inzetten om het verhaal dat je met je muziek wil vertellen te ondersteunen. Sinds 2015 geef ik les op het conservatorium van Amsterdam, en met tweedejaarsmasterstudenten van de richting Creative Performance Lab bewerk ik momenteel Michail Boelgakovs De meester en Margarita op uitnodiging van de Cello Biënnale. Het is een rijke roman, waarin drie verhaallijnen door elkaar geweven zijn, wat een enorme uitdaging is als je het bewerkt tot een muziekchoreografie.’

russisch repertoire

Dagmar ziet in het thema van de roman verwantschap met Instant Happiness, de Oerolhit die nu speciaal voor de Cello Biënnale wordt omgewerkt tot een theaterversie in Muziekgebouw aan ’t IJ. ‘Een van de hoofdthema’s in Boelgakovs werk is hoe het kwaad zich sluipend de wereld toe-eigent. Die destructieve, menselijke kracht die we vaak ontkennen en buiten onszelf plaatsen, zit uiteindelijk wel in onszelf. Bij Instant Happiness laten we zien hoe onze consumptiedrift niet alleen schade veroorzaakt aan de andere kant van de wereld, maar wel degelijk ook de westerse wereld aantast.

Afgelopen winter ben ik begonnen met de bewerking van De meester en Margarita, waarbij ik het geluk had dat het boek de favoriet was van twee Russische studenten. Eerst schreef ik dertien kern­scènes en daarna kozen we gezamenlijk de muziek uit. Op één stuk na, hebben we uitsluitend Russisch repertoire gebruikt, ­zoals Sjostakovitsj, Prokofjev, Schnittke, Skrjabin en Apreleva. We brengen De meester en Margarita met acht studenten van het conservatorium en de cellisten Maya Friedman en Kian Soltani. De monoloog, waarin een Russische student vertelt wat het boek voor hem betekent, bleek uiteindelijk zo mooi dat ik die in de voorstelling heb verwerkt.’

valkuil

Festivaldirecteur Johan Dorrestein – verguld met de mogelijkheden van het thema voor de Cello Biënnale – is inmiddels ook aangeschoven. ‘We werken al langer samen met Dagmar, omdat we de verbinding tussen cello, theater, tekst en beeld erg belangrijk vinden. Vooral ook om jonge spelers een beetje te teasen, er is immers zo veel meer dan de sonates van Brahms en Beethoven. Erg mooi uiteraard, maar als musicus kun je allerlei andere kanten op.’

Boelgakovs roman blijkt een jeugdliefde van Dorrestein, die het op zijn zeventiende voor het eerst las. Dorrestein: ‘Het is zo’n iconisch boek, er is geen Rus die het niet kent. In de ontstaansgeschiedenis van de roman zie ik overeenkomsten met de worstelingen van Sjostakovitsj met het regime. Tijdens het schrijven ondervond Boelgakov enorme druk van de censuur – het was de tijd van Stalins Grote Zuivering –, wat ingrijpende gevolgen had voor het uiteindelijke verhaal. Dit maakt het boek wel buitengewoon actueel: de manipulaties van Erdogan en Poetin zijn momenteel zó evident.’

Ook Slagmolen onderstreept het blijvende belang van Boelgakov. ‘Ik denk dat er momenteel weer naarstig behoefte aan duidelijkheid is. De valkuil hierbij is dat mensen zich vaak vastklampen aan diegene die het hardst schreeuwt. We willen niet in een dictatuur leven, maar het verlangen naar helderheid is blijkbaar diepgeworteld. Dat de willekeur van een tiran het leven juist angstiger kan maken, is iets wat velen pas ondervinden als het te laat is. Bovendien kun je niet, zoals in het Westen te vaak is gedacht, dictaturen zomaar vervangen door democratie.’

Het theater dat Slagmolen nastreeft, hoeft niet te behagen. Ze kan zich goed vinden in de observatie die ze hoorde van essayist Bas Heijne bij de opening van het theaterseizoen. ‘Heijne nam het op voor kunstenaars en wees er tegelijk op dat het hun taak is om de maatschappij te spiegelen. Dat vindt men niet altijd prettig. Wie werkelijk vrij wil zijn, zal zich niet geborgen voelen en wie zich geborgen wil voelen, zal nooit echt vrij kunnen zijn. Die dualiteit is de kracht van de kunstenaar. Verbinding zoeken en toch voldoende afstand bewaren. Kunstenaars laten zien dat de werkelijkheid vele gezichten kent en soms niet eens onder woorden gebracht kan worden. Toch ervaren grote groepen mensen in het theater precies tegelijk  – ieder op zijn of haar manier – een werkelijkheid die hen voorgespiegeld wordt met behulp van licht, geluid en beweging. Het trainen van die flexibiliteit, om de realiteit soms even vanuit een ander perspectief te kunnen bekijken, dat is precies wat kunst onontbeerlijk maakt voor een gezonde maatschappij.’