Ik probeerde hem in gedachten anders te zien dan hoe hij nu stond, maar tot mijn verbazing lukte dat niet. Alleen even een tafel een slag draaien in mijn fantasie, zoveel was dat toch niet gevraagd? Hup, draai om. Weer niet, de tafel bleef precies zo staan als altijd.
Ik moest hem, nog steeds in mijn fantasie, eigenhandig verschuiven en was nog bang voor krassen op de vloer ook. Toen hij na het gefantaseerde gesjouw goed stond, probeerde ik alsnog of het ook zonder sjouwen kon. Het lukte na een tijdje, maar alleen als ik er een flits bij dacht.
Als in een magisch stripverhaal werd de tafel kort aan het zicht onttrokken door een oogverblindende flits en kwam daarna gedraaid tevoorschijn. Die fantasie kostte me echter meer tijd dan die van het sjouwen.
Ik moest dat kleine beetje realiteit toch maar toelaten.
Het is net als wanneer kinderen winkeltje spelen, dan moet je ze ook werkelijk betalen, en dan heb je niet eens echt geld nodig, zelfs geen nepgeld, wel moet je met je hand op hun hand slaan alsof je betaalt, dat is alles. Wat in ieder geval niet kan is niets doen en zeggen: ‘Zo nu heb ik betaald.’ Zo werkt het niet, dat snapt iedereen.
De problemen binnen de fantasie zijn minstens zo interessant als het fantastische van de fantasie. In dat verhaal van Julio Cortázar waarin iemand zo af en toe een konijntje braakt, blijkt daar prima mee te leven. Totdat de man op een dag in een huis van een vriendin logeert en in korte tijd tien konijnen achter elkaar braakt. Lastig, maar goed, tien kleine konijntjes zijn nog net te overzien. Maar als hij na een periode van betrekkelijke rust nummer elf uitbraakt, weet hij dat er geen houden meer aan is en slaat de wanhoop toe.
Ik heb mijn dochter eens verteld over die man en zijn konijnen en zij keek daar niet van op. Ook zij braakte toen vol overgave konijntjes uit. Maar ja hoor, er zat er al snel een vast. Ze stikte haast en ik moest hem aan zijn oortjes eruit trekken. Daarna moest hij worden getroost en droog gewreven.
Stel je voor dat al onze fantasieën probleemloos zouden verlopen. Het zou het einde zijn van de literatuur. Godzijdank verslikken we ons altijd in konijnen.
Voor ik in slaap viel, dacht ik aan de tafel in mijn keuken en dat ik die eens met zijn korte kant naar de muur wilde zetten.