Maar wat ik absoluut niet wil zijn meubels op wieltjes, of kastjes die kunnen draaien. Ik verschuif de meubels niet omdat ik ze graag verschuif, ik verschuif ze omdat ik naar hun ideale plek zoek, al jaren. Meubels op wielen zeggen: Mij kun je overal neerzetten. Terwijl mijn meubels moeten zeggen: Ik sta onomstotelijk op de juiste plek.
Ik had ooit een klein kastje dat kon draaien en dat me altijd stoorde. Ik vond nooit een geschikte plek, zelfs niet voor een dag, maar nu heb ik het draaiplateau er onder uit geschroefd en zie: Het kastje staat meteen beter, het heeft zijn plaats eindelijk gevonden. Goed, misschien vindt hij morgen een nog betere plaats, maar ook dan zegt mijn kastje mij: Hier hoor ik te staan. Totdat ik weer beter weet.
Ik overweeg nu de wielen van mijn bureaustoel te halen. Hoe kun je rustig aan je bureau zitten werken, terwijl de stoel onder je maar blijft zeggen: Je zou ook ergens anders kunnen zitten?
Terwijl ik voor de meubels hun perfecte positie blijf zoeken, heb ik voor de kleinere zaken een knieval gemaakt. Zo kocht ik onlangs een tafellamp met een bak eraan vast, waar de troep in kan die altijd rondslingert op een tafel. Ik heb nu een jaar of tien ontkend dat die troep daar lag. Ik bleef maar geloven dat het allemaal onderweg was naar een kast. Het kwam alleen nooit aan. Nu hebben ze hun tijdelijke juiste plek. Daar moet ik het maar mee doen.
Behalve de lamp met bak, heb ik ook een enorme collectie pennenbakken. Ik heb er een naast mijn bank, naast mijn bed, op mijn bureau en een op mijn keukentafel. Mijn ervaring leert me dat ik op al die plekken telkens weer een pen nodig heb. Zonder bakken slingeren die pennen daar maar, of ik heb ze opgeruimd en dan zijn ze weer niet bij de hand.
Wat me echter nu weer opvalt, is dat ik de pennen steevast naast de pennenbakken leg. Zoals ik in een café het koffiekopje altijd naast het schoteltje zet.