Ik vroeg me ook af waarom dat toch prettig zou moeten zijn om iemand te laten weten dat ik in een hotelkamer was aangekomen. Ik dreigde iets over ‘eenzaamheid’ te gaan denken. Maar altijd als ik iets over eenzaamheid wil zeggen, of zelfs maar denken, word ik in gedachten op de vingers getikt door een filmpersonage. Het is die oudere lerares in Notes on a Scandal, gespeeld door Judi Dench.
Alleen op mijn hotelkamer hoorde ik haar voice-over in vast verkeerd herinnerde woorden: ‘Mensen praten zo gemakkelijk over eenzaamheid, maar ze weten niet waar ze het over hebben. Eenzaamheid is in de bus iets dichter tegen iemand aan gaan zitten om een ander lichaam te voelen, het enige menselijke contact dat ik in maanden heb gehad.’
Ik verliet mijn hotelkamer en ging naar het literair festivalterrein waar ik de volgende dag zou moeten optreden. Ik meldde me bij de receptie en kreeg een envelop met informatie, mijn naam stond erop. Een vreemde hand had mijn naam helemaal goed geschreven, ik keek er een tijdje naar.
Daarna zwierf ik wat rond tussen de tenten en terrassen. Ik wist niet zo goed waar ik met mezelf moest blijven, ik dreigde het alweer bijna eenzaamheid te noemen, maar toen ik op een terras ging zitten, een biertje bestelde en een eerste slok nam was het vervelende gevoel meteen weg. Je zou bijna moeten concluderen dat het dus geen eenzaamheid was geweest, maar dorst.
Ik klapte mijn laptop open, schreef over het aankomen in een vreemde stad en voelde me nog beter. Zodra je zinnen maakt, al ben je de enige die het leest, lijkt het toch op communiceren, en iemand die communiceert, is niet alleen.
Ik stelde me voor dat er geen taal was. Verdwijnt dan het verlangen om iemand anders iets mee te delen? Dan zou ik in een volle trein tegen iemand aan gaan zitten en dat zou dan genoeg moeten zijn.
Soms wou ik dat ik een hond was. Honden kunnen dat goed, tegen je aan zitten. Sympathieker dan dat meteen op schoot gaan liggen vind ik het leunen. Zo’n hond die zegt: veel vraag ik niet, alleen voelen dat je er bent.