Op de snelweg word ik ineens verblind door de zon, ik doe snel de zonneklep naar beneden. In een impuls heb ik afgeremd, misschien ook een beetje geslingerd. De automobilisten achter me zullen niet snappen waarom, ze denken vast dat ik niet oplet, een slechte coureur ben of zit te bellen.
Pas later realiseer ik me dat we allemaal diezelfde zon tegemoet rijden, ik ben niet de enige die wordt verblind. Misschien snappen de anderen me wel. Ik denk verbondenheid te voelen. Er volgt een korte golf van mensenliefde. We zijn allemaal samen, we zijn hetzelfde, et cetera.
Het is net als in Monty Python’s Life of Brian wanneer Brian de massa toespreekt: ‘You’re all individuals.’
‘We’re all individuals,’ herhalen ze in koor.
‘You’re all different.’
‘Yes,’ roepen ze, ‘we’re are all different.’
‘I’m not,’ zegt er één.
Op de snelweg voel ik me vooral verbonden met mijn medemens als iedereen zo netjes op tijd afremt bij een plotselinge file, onze waarschuwingslichten aan om de mensen achter ons in te seinen. Dat doen we toch maar mooi met z’n allen. Het is een heerlijk soort saamhorigheid die nooit uit de hand loopt, want we zitten beschut in onze eigen auto.
Het lastigst vind ik het samen zijn met vreemden in het theater. Ons worden de intiemste verhalen verteld terwijl we elkaar kunnen zien. Het is er veel te licht. Als ik naar de anderen kijk, die ook zien hoe Medea haar kinderen vermoordt krijg ik het benauwd. Zoiets zie ik liever alleen.
In een bioscoop heb ik er geen last van, daar is het zo donker dat ik niemand zie en dan vind ik het wel mooi dat we daar met z’n allen zijn. Zodra het licht aangaat is dat voorbij, dus vlak daarvoor glip ik de zaal uit.
Al met al kom ik er steeds meer achter dat verbondenheid voor mij een privézaak is.