Voor de roman die ik schreef, moest ik meer weten over auto’s en trucks. Ik ging op de snelweg beter om me heen kijken en ik verbaasde mijn vrienden als ik vanuit een restaurant naar buiten wees: ‘Kijk, dat is nou een mooie truck.’
De nieuwe interesse maakte mijn wereld ruimer. De auto’s waren altijd al de hele dag om me heen, maar in plaats van een verzameling voertuigen, zag ik nu duizend verschillende. Van de auto’s die in mijn boek voorkwamen, kocht ik miniatuurmodellen. Ik bestelde dvd’s over autoprogramma’s, stapels boeken over Trucks, de All American Muscle Car en de geschiedenis van Mercedes Benz. Bij elkaar zo’n duizend pagina’s over auto’s.
De roman is allang af, ik schat dat er twintig zinnen over auto’s in staan. Van de duizend pagina’s research heb ik er zo’n dertig gelezen en de auto’s om me heen dreigen weer samen te klonteren tot een grijze massa.
Ik ben een kind dat een half uur met haar nieuwe speelgoed heeft gespeeld en het weer terzijde werpt, maar ik ben ook de moeder van het kind die hierover klaagt. Ik wil mijzelf straffen, omdat ik al die boeken niet heb gelezen. Wat een verspilling, wat een gebrek aan zelfkennis. Ik begin de boeken weg te geven, gloednieuwe prachtige exemplaren.
‘Geef maar toe,’ zeg ik, ‘je gaat ze toch niet lezen, hou jezelf niet voor de gek.’
Ik denk dat ik nu goed bezig ben, ik zie de werkelijkheid onder ogen.
Ik ga bij iemand op bezoek die een bewezen truckliefhebber is. Ik pak mijn Minibijbel Trucks, het geïllustreerd overzicht van klassieke en moderne trucks uit alle landen. Ik kan het beter weggeven, ook al voel ik het gemis nu al. Ik sla het boek open. Als afscheid? Ik lees het voorwoord. Ik strijk met mijn vingers over zo’n gladde bladzijde met de afbeelding van een vijf-assige betonmixer. Op de bladzijde ernaast staat een oude lichtblauwe Freightliner, de cabine heeft dezelfde kleur als de lucht op de foto. De gekte stopt. De gekte is niet de wispelturige interesse maar de straf.
Ik houd het boek.